Welkom

Inhoud

Inleiding

Andere tractie

Spoorwijdte

Producenten

Import & handel

Eigenaars

Materieel

Links

Contact

Nieuw

Zoeken

p 13     VO 12,08            180x300x700

Stoomtractie op smalspoor

Stoomtractie op normaalspoor

Motortractie op smalspoor

Motortractie op normaalspoor

 

Boeken

Aanvullingen

Tijdschriften

Raadsels

Loctypes

 

Het onderstaande is gerangschikt naar de volgnummers  in de boeken van Hans de Herder.

Correcties zijn in rood aangegeven; het overige betreft aanvullingen.

Volgnummer 6                                                                Vvb ? (Neilson 696, bouwjaar 1861) van aannemer A. Visser Pzn.

Deze foto is ook te vinden in het jongste van deze boeken. Het bijschrift vermeldt onder andere boven vermelde gegevens en fotograaf P. Oosterhuis. Kees Plug ontdekte dat de foto een fragment is van een foto in het Noord-Hollands Archief uit 1865 van de draaibrug over het Noordhollands kanaal in Koegras. De loc had toen de naam Ezel en was eigendom van Verwaaijen & Visser.

 

De loc voor de zandtrein is een zogenaamde boxtank van Neilson. Op de kolenbak is de ovale Neilson fabrieksplaat te zien.

 

 

 

Volgnummer 130                                                             Vvb 1 (Krauss 2231, bouwjaar 1889) van Rijkswaterstaat in IJmuiden

De loc werd via de firma Figee & de Kruijff nieuw door Rijkswaterstaat gekocht voor onderhoud van de Noord(er)pier en Zuid(er)pier in IJmuiden.

 

← Conrad wordt in 1905 vanuit een schip (waarschijnlijk na overvaren vanaf de Zuiderpier) op de Noorderpier gehesen. Bron foto: Noord-Hollands Archief

 

Op deze foto is te zien dat bij dezelfde gelegenheid in 1905 ook een drieassige spoorwagen op de Noorderpier werd gezet. De kraan tilde steenblokken uit schepen op de wagen en die werd dan door de loc naar de juiste plaats gereden. De met mankracht gedreven en van trek-en stootwerk voorziene kraan is een andere dan die  op deze foto. Op beide pieren zal een railkraan aanwezig zijn geweest. In 1926 was er weer een andere spoorrailkraan met een spoorwagen op de Noord(er)pier te zien. Nadat Conrad in 1949 tijdens een storm te water was geraakt, werd de loc geborgen en hersteld. In 1953 ging Conrad toch buiten dienst, waarschijnlijk omdat de sporen op de pieren werden opgebroken.

 

Volgnummer 212     

Loc 1 (Cockerill 2771, bouwjaar 1911) van de cokesfabriek in Sluiskil

 

 

← Tijdens de middagpauze op 29 maart 1959 trof dhr. H.J. Souer loc 1 van de cokesfabriek ACZC onder stoom, maar zonder bemanning.

 

De loc is behoorlijk dicht gemaakt, onder andere met een schuifraam in de zijwand. Opvallend zijn de extra kettingen ter weerszijden van de trekhaak en de luiken daarboven.

Ook in de dieseltijd reden hier Cockerills.

De loc staat voor een tweestandige locloods met één spoor. Daarin staat één van de twee andere stoomlocs. De locloods heeft een werkkuil, maar geen rookkappen. De locs moesten dus buiten worden opgestookt en dat is aan de muur boven de deuropening te zien. Er is ook geen asput. Er liggen dan ook bergen as links en rechts van het spoor; de houtstapel zal bedoeld zijn als aanmaakhout.

 

Op 19 april 1991 was de locloods voor stoomlocomotieven nog steeds aanwezig, echter met een andere bestemming. Voor de diesellocs was namelijk elders op het terrein een loods annex werkplaats gebouwd. De oude toegangsdeuren zaten in de hier niet zichtbare korte kant. Volgens een plattegrond uit 1934 was de loods 6,5 meter breed en 26,5 meter lang.

Volgnummer 213                                          

Cockerill 2848, bouwjaar 1913, van de Glasfabriek in Sas van Gent

 

Correctie: 1953 – 1965 Coöperatieve Beetwortel Suikerfabriek in Sas van Gent

Van deze loc van het Cockerill type IV zijn geen foto’s bekend bij de oorspronklijke eigenaar, de Glasfabriek/Zuidchemie in Sas van Gent. Hans de Herder constateert dat er na 1925 niets meer van deze loc bij het Stoomwezen is gevonden. Hij meent (op basis van waarschijnlijk verkeerd geinterpreteerde foto’s van Volgnummer 371) dat de loc is overgegaan naar de suikerfabriek van de Centrale Suiker Mij (CSM) in Sas van Gent. Behalve deze suikerfabriek was er nog een tweede in Sas van Gent, namelijk die van de Eerste Nederlandsche Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek (ENCBS, ENCB, CBS). Hans de Haan wees op bij die laatste fabriek gemaakte foto’s, waaronder deze:

 

Foto H. Hesselink, 29-11-1962 →

 

Op de loc van Cockerill type IV zit het in 1947 ingevoerde CBS logo.

In het boek uit 2007 van Hans de Herder staat op pagina 73: “In 1962 werd dezelfde locomotief gefotografeerd, maar nu met het logo van de CSM; de fabrieksplaat is dan verwijderd”. Hoogst waarschijnlijk bedoelde Hans de Herder bovenstaande foto (die niet in zijn boek opgenomen is).

Correctie op p. 73: het logo is van de CBS (niet van de CSM) en links daarvan is een fabrieksplaat te zien. Dat laatste maakt overigens weinig uit, omdat de fabrieksplaat niet leesbaar is.

 

Er zijn de volgende redenen om aan te nemen dat op bovenstaande foto Volgnummer 213 staat:

1.     De CBS had als vvb 1 vanaf 1949 een voormalige NTM stoomloc (Volgnummer 440). De ketel daarvan werd echter in 1952 afgekeurd. In het taxatierapport van 1951 [1] staat één stoomlocomotief voor normaalspoor ter waarde van f 16.500. Dat moet dus de ex-NTM loc zijn.

Ondanks de afkeur staat in de taxatierapporten [1] van 1953 (het jaar 1952 ontbreekt) t/m 1964 nog steeds één stoomloc voor normaalspoor, nu zelfs ter waarde van f 32.000. Hans de Herder oppert op pagina 115 van zijn boek uit 2007 de mogelijkheid dat de ex-NTM loc (Volgnummer 440) na de afkeur gerepareerd is (waardoor de waarde is toegenomen) en weer in dienst is gesteld.
Correctie op p. 115: deze mogelijkheid is er niet. Omdat er immers maar één stoomloc in het taxatierapport staat, moet dit de in 1962 bij de CBS gefotografeerde loc zijn. Op bovenstaande foto staat duidelijk geen ex-NTM tramloc, maar een Cockerill met verticale ketel van het type IV.
Deelconclusie: na de afkeur van de ex-NTM tramloc heeft de CBS in 1952 of 1953 een Cockerill type IV aangeschaft. 

Dat was geen nieuwe locomotief, want de CBS staat niet op de Cockerill leverlijst [2].

2.     Volgens de Deutz leverlijst [3] is er in 1953 een nieuwe 55 pk Deutz dieselloc geleverd aan de Fosfaatfabriek in Sas van Gent. Het moet hier gaan om de chemische afdeling van de Glasfabriek, waar superfosfaat werd geproduceerd. De Glasfabriek bezat twee Cockerills met verticale ketel van het type IV, namelijk Volgnummer 213  (Cockerill 2848, bouwjaar 1911) en Volgnummer 371 (Cockerill 3098, bouwjaar 1926). Het ligt voor de hand dat de Deutz dieselloc gekocht is ter vervanging van één van de Cockerills. De jongste Cockerill is volgens de archieven van het Stoomwezen tot 1969 steeds bij de Glasfabriek gebleven en is vandaar naar de Museum Buurtspoorweg in Haaksbergen gegaan. De oudste Cockerill werd dus (waarschijnlijk) in 1953 overbodig bij de Glasfabriek. Uit punt 1 bleek dat de naburige CBS in hetzelfde jaar 1953 een gebruikte Cockerill van hetzelfde type kocht. Deelconclusie: Het ligt voor de hand dat de Glasfabriek haar oudste Cockerill (Volgnummer 213) in 1953 aan de CBS verkocht heeft en dat dit daarom de Cockerill op bovenstaande foto is.

 

Verdere correcties:

·       In bijschriften van foto’s van Cockerills op de pagina’s 71 en 156 van het boek uit 2007 van Hans de Herder staat dat het om Volgnummmer 213 gaat. Dit moet Volgnummer 371 zijn.

·       Op p. 115 van het boek uit 2007 merkt Hans de Herder onder Volgnummer 440 op dat de laatste loc van de CBS door Cracau in Vlissingen is gesloopt. Dat zal gelden voor Volgnummer 213 (dat na 1964 niet meer in de taxatierapporten van de CBS voorkomt).

·       In de tekst op pagina 156 dient onder de kop 213 de tekst vanaf de regel “19 … C.S.M. te Sas van Gent” vervangen te worden door:
1953 – 1964    Eerste Nederlandsche Beetwortelsuikerfabriek (ENCBS, CBS) te Sas van Gent.

1966                Sloop bij Cracau in Vlissingen

·       Op pagina 190 van het boek uit 2007 dient in de lijst van eigenaren 213 onder Centrale Suiker Mij. Sas van Gent  te vervallen  en toegevoegd te worden aan de Coöperatieve Suikerfabriek Sas van Gent.

·       Op pagina 235 van het boek uit 2007 dient in het bijschrift van de onderste foto Volgnummer 213 door Volgnummer 371vervangen te worden. De Volgnummers 213 en 371 van de Glasfabriek waren namelijk niet gelijk, maar vertoonden kleine uiterlijke verschillen. Zo had Volgnummer 371 buffers met centrale gaten, zoals in België vrij gebruikelijk is (en zoals op de foto te zien is). Volgnummer 213 had dat echter niet.

Volgnummer 219                                                              SM loc 3 (Hohenzollern, bouwjaar 1913) bij Staatsmijn Emma in 1927

↑ Collectie Jan Roos, voorheen collectie wijlen dhr. Bernaerds, machinist bij Staatsmijnen ↑

Klik hier voor een maatschets. De machinist (boven) en stoker staan voor een vulpijp van de tussen de frameplaten gelegen waterbak met een inhoud van 4 kuub. Ook aan de andere kant was zo’n vulpijp aanwezig. Ook deze relatief kleine locs werden dus met twee man gereden. Bij het scheppen van kolen uit de rechter kolenbak zal de stoker de rechts staande of zittende  machinist in de weg hebben gezeten. Beide kolenbakken samen konden 2 ton kolen bevatten. In lege toestand woog de loc 33 ton, maar het maximale dienstgewicht was -vanwege de kolen en het water in de waterbak en in de ketel- 42 ton, netjes over de drie assen verdeeld.

De locs waren onder andere voorzien van een fluit, een stoombel en een treinrem. De luchtpomp bevindt zich aan de andere kant van de ketel.

 

Volgnummer 224                                                                                                         SM loc 9 (Beyer Peacock, bouwjaar 1873)

↑ SM loc 9 (Beyer Peacock, bouwjaar 1873) bij Staatsmijn Emma in 19xx ↑

Foto: collectie Jan Roos, voorheen collectie wijlen dhr. Bernaerds, machinist bij Staatsmijnen ↑

Klik hier voor een maatschets en de geschiedenis.

De man in zwart Manchester pak is de machinist. Hij en de stoker dragen geen klompen (die vroeger vaak als een soort veiligheidsschoenen werden gebruikt), maar schoenen. Een interessant detail is de bel op de tender.

Volgnummer 241                                                                                   O&K 4425 (1910) van Stork in Hengelo, gekocht in 1912

↑ Het bijschrift bij de foto luidt: “Droogtrommels enz. voor veevoederfabriek”. Dit is een uitsnede van een foto in een Foto-album “Ketels” van Stork te Hengelo, berustend in het Historisch Centrum Overijssel

 

Op de eerste rongenwagen achter de loc –met drie van zulke trommels- staat NCS en op de rongen staat NCS 70624. De 25 wagens van deze serie 15 tons rongenwagens zijn in 1909 gebouwd en kregen in 1924 NS nummers. De foto is dus tussen 1912 en 1924 gemaakt.

De deuropening van het machinistenhuis van de 30 pk loc is afgesloten met zeildoek.

.

 

De bedoeling van onderstaande twee foto’s is te laten zien hoe groot de centrifugaalpomp is die in 1919 geleverd werd voor het nieuwe Gemaal De Waterwolf van Waterschap Electra in Lammerburen (Groningen). Op de bovenste foto (mogelijk al bekend via het boek van Hans de Herder uit 1994) is achter de loc een maatverdeling in meters te zien. Toegegeven: de pomp is wel erg groot, maar de loc is ook wel erg klein. Na het nemen van deze foto raakte men bij Stork kennelijk door het dolle heen. Het zal wat uren aan demontage en hijswerk hebben gekost, maar toen was het dan ook onomstotelijk bewezen: de loc past in de pomp ! (zie 1 foto verder naar onderen)

Electra HCO01_FDSTORK-02702_W

Electra HCO01_FDSTORK-A60-02_W

 

“Album Centrifugaalpompen 2” van Stork te Hengelo, berustend in het Historisch Centrum Overijssel

Volgnummer 254/255                                                                                                  Winterthur 323 en 337 (1885) van de Centrale Suiker Mij te Sas van Gent

 

Het gebeurde vaker dat “vierkantetramlocs als industrielocs gebruikt werden. Dat was het geval voor zowel nieuwe locs (bijvoorbeeld de twee Backertjes van Van Houten in Weesp) als voor gebruikte locs, bijvoorbeeld de Ooievaar van de Museumstoomtram in Hoorn. Een ander voorbeeld volgt hieronder:

 

De NV Zeeuwsche Beetwortelsuikerfabriek  (naar de eigenaar ook Malotoux genoemd) in Sas van Gent had al bij de oprichting in 1872 spooraansluiting. In 1915 kocht de inmiddels Beetwortelsuikerfabriek Sas van Gent geheten onderneming haar eerste twee locs. Het waren tramlocomotieven. Dit waren zeer bijzondere locs, gebouwd volgens het patent van Charles Brown, directeur van de Schweizerische Lokomotiv- und Maschinenfabrik (SLM) in Winterthur. Zie de onderstaande tekening.

Tekening in Op de Rails1933- 04 

 

De eerste bijzonderheid betrof het drijfwerk. De cilinder K ligt boven de voetplaat en de stoomschuifkast L ligt eronder. De zuigerstang van de cilinder K is verbonden met een uiteinde van een omkeerhefboom. Het andere uiteinde van die omkeerhefboom is de drijfstang naar het achterwiel. Alle 32 naar Nederland geleverde Winterthur tramlocs hadden zo’n omkeerhefboom. De plaats daarvan was verschillend: ongeveer in het midden  (zoals op bovenstaande tekening) of achter het achterwiel.

De tweede bijzonderheid betrof de ketel. Een deel van de naar Nederland geleverde Winterthur tramlocs had een gewone ketel, maar onder andere de normaalsporige Winterthur locs van de WSM en de Stoomtram-Maatschappij Amsterdam – Sloterdijk (SMAS) hadden een Brownse ketel; zie de tekening hierboven. Die ketel bestond uit een horizontaal deel A en een verticaal deel B. C is de vuurkist. De deur van de vuurkist zit niet – zoals meer gebruikelijk – aan een zijkant maar aan de achterkant. Het waterniveau is hoger dan de vuurkist, gemiddeld op de streeplijn D. Deel A is dus geheel gevuld met water. De (niet getekende) vlampijpen liggen in A. De in A ontwikkelde stoombellen gaan naar de top van C en vandaar via een geperforeerde pijp E en regulateur F naar de cilinders. Het verticale deel B van de ketel is dus een soort stoomdom.

Helemaal bovenin is de condensor te zien.

 

Zij hadden deel uitgemaakt van de serie WSM 1 t/m WSM 5 die in 1885 door de Zwitserse fabriek SLM in Winterthur gebouwd waren voor de

 

De Westlandsche Stoomtramweg Maatschappij (WSM) heeft in 1885 vijf nieuwe Winterthur tramlocs  in dienst gesteld (WSM 1 t/m WSM 5) die het lang uithielden. De Beetwortelsuikerfabriek Sas van Gent (in 1923 opgegaan in de CSM (Centrale Suiker Maatschappij) kocht in 1915 de WSM 1 en 2. Zij hadden nog de oude Brownse ketel uit 1885, die voor beide locomotieven in 1922 werd afgekeurd, zie deze boeken bij de volgnummers 254/255). De acte van het Stoomwezen van ex-WSM 1 werd vervolgens ingetrokken, maar de ex-WSM 2 hield het met een nieuwe normale ketel nog tot 1953 uit. WSM 3 t/m 5 zijn in 1917 aan Staatmijnen verkocht en deden vanaf 1918 waarschijnlijk dienst op de tramlijn Heerlen-Hoensbroek.

Tot 1915/1917 zullen de Winterthur locs van de WSM dus regelmatig in Den Haag te zien zijn geweest. Er zijn geen foto’s bekend waarop de ketel en het drijfwerk goed te zien zijn, maar er is wel een afbeelding van Anton Pieck.  werd in 1895 in Den Helder geboren. Het gezin verhuisde in 1906 naar Den Haag. Anton Pieck zal daarom tot 1915 /1917 de gelegenheid gehad hebben Winterthur locs met Brownse ketel te zien en baseerde daarop de onderstaande afbeelding.

i

↑ Reproductie van het Anton Pieck Museum in Hattem ↑

Vreemd is dat de loc in een stad of dorp rijdt terwijl het drijfwerk niet is afgedekt.

 

Twee van zulke locs hebben dus van 1915 tot 1922 dienst gedaan bij de Beetwortelsuikerfabriek Sas van Gent. Uit die tijd zijn de volgende gegevens van het Stoomwezen (zie deze boeken) bekend:

maximale stoomdruk: 13 atmosfeer  

VO (verwarmd oppervlak): 12,08 m2

cilinder middellijn: 180 mm

slaglengte van de zuigers: 300 mm

diameter van de wielen: 700 mm

 

Via “Auszüge aus deutschen Fachschriften, vergleichende Betriebs-Resultate und Zeugnisse aus der Praxis über die Tramway-Lokomotiven   aus der schweizerischen Lokomotiv- und Maschinen-Fabrik in Winterthur,” in 1882 uitgegeven door J.F. Richter in Hamburg zijn meer bijzonderheden over dit type loc bekend:

·       De loc kon door één man bediend worden.

·       De machinist kon aan de kant van de vuurdeur staan, maar ook aan de kant van de schoorsteen. Aan beide kanten kon de rem en de regulateur bediend worden.

·       De cilinders waren hoog (boven de voetplaat) geplaatst om de invloed van stof, modder en dergelijke tegen te gaan en om te zorgen dat de machinist er een goed zicht op had.’

·       Er werd op cokes gestookt.

 

 

Volgnummer 262SP NL SM Hb Emma 19xxxxxx 23                                                                                                         SM loc 20 (Hohenzollern, bouwjaar 1920)

↑ SM loc 20 (Hohenzollern, bouwjaar 1920) bij Staatsmijn Emma in 19XX ↑

Collectie Jan Roos, voorheen collectie wijlen dhr. Bernaerds, machinist bij Staatsmijnen

 

Klik hier voor een maatschets.

 

Volgnummer 263                                                                                                        SM loc 21 (Hohenzollern, bouwjaar 1920)

                                                      SM loc 21 (Hohenzollern, bouwjaar 1920) bij Staatsmijn Emma in 1923 ↑

Collectie Jan Roos, voorheen collectie wijlen dhr. Bernaerds, machinist bij Staatsmijnen.

 

De SM 21 is wel duidelijk een zuster van de SM 20 op de vorige foto, maar de locs zijn ofwel niet gelijk ofwel ze zijn ooit veranderd en de ene foto dateert van voor die verandering en de andere is erna gemaakt. Klik hier voor een maatschets.

 

Volgnummer 289                                             Backer & Rueb 41, bouwjaar 1888, na 1924 Vulkaansoord in Terborg               

 

Zie de aparte webpagina Doodskisten.

 

Volgnummer 290                                             Backer & Rueb 21, bouwjaar 1885, na 1920 De Schelde  in Vlissingen  

 

 Zie de aparte webpagina Doodskisten 

 

Volgnummer 295                                             Backer & Rueb 42, bouwjaar 1888, na 1922 aannemer tramlijn Den Haag-Wassenaar

 

Zie de aparte webpagina Doodskisten

 

Volgnummer 300

 

 

In de jongste van deze boeken staat op p. 166 dezelfde foto van Krauss 310 (1873), die in 1920 tweedehands gekocht was door de aannemers Huisman, Zeeff en Huitzing. Plaats en jaartal worden niet genoemd.

 

De Groninger Archieven melden bij deze foto dat die genomen is in Zoutkamp, bij de aanleg van de lijn Winsum-Zoutkamp in de jaren 1920-1922. Genoemde aannemers hebben de loc dus voor dat karwei gekocht. Na afloop ervan werden onder andere 2 km 600 mm smalspoor, 40 kipkarren, een werkpaard, directiekeet, 2 pramen en een woonboot publiek verkocht. De loc was daar niet bij.

Genoemde drie aannemers vormden een gelegenheidscombinatie. H. Huisman en R. Zeeff Jr. (dus zonder Huitzing) kregen in 1920 vergunning voor de smalspoorstoomloc Freudenstein 69 (1901), die al in 1926 buiten gebruik kwam. Mogelijk is die na omsporing (de loc had een spoorwijdte van 1000 mm) ingezet op het eerder genoemde 600 mm spoor.

Tijdens de aanleg van de “Marnelijn” was de Krauss loc (die in 1901 een Esslingen ketel gekregen had) eigendom van H. Huisman, R. Zeeff en J. en A. Huitzing. In 1925 was het vervoerbare ketel vvb 1 van A.H. Huitzing te Winsum en J. Huitzing te Coevorden. In 1927 of 1939 werd de vergunning ingetrokken.

Volgnummer 302

 

Klik voor deze La Meuse 3052 (1924), opgesteld als monument bij Railbouw in Leerdam.                                                            

 

Volgnummers 335                                                                                             SM loc 51 (Linke Hofmann 1620, bouwjaar 1918)

Staatsmijn Emma, 1942 ↑

Collectie Jan Roos, voorheen collectie wijlen dhr. Bernaerds, machinist bij Staatsmijnen

 

De twee foto’s betreffen ongetwijfeld de “Grote Zweden” van Staatsmijnen; klik hier voor een maatschets (de kleine Zweden waren de SM 45, 46, 47 of 50. Dat waren ook vierassers, maar zonder tender). Het bedrijfsnummer (op het bordje onder het zijraam van het machinistenhuis) is niet goed te lezen, dus is het niet duidelijk of het SM 51 of 52 betreft. Toen deze foto’s in 1942 gemaakt werden, waren beide locs nog in dienst. De 52 werd in 1945 na een onvrijwillig verblijf in Duitsland gesloopt; de 51 bleef tot 1958 in dienst.

Op de bovenste foto zijn van links naar rechts te zien: chef traktie P. Reijnders, machinist J. Bernaards (dat zal dan de op deze webpagina vaker vermelde machinist Bernaerds zijn), chef-machinist W. de Jong en leerling-machinist R. Krijntjes (met dank aan dhr. Hein Moonen).

In elk geval de onderste foto is genomen bij de bij de locloods van Staatsmijn Emma aan de Kastanjelaan in Hoensbroek (met dank aan dhr. Hein Moonen).

 

 Volgnummer 346                                                                                           Hoogovens loco 18 (Hohenzollern, bouwjaar 1920)

Hoogovens loco 18 (Hohenzollern, bouwjaar 1920) met rijdende menger 16 op 24 juli 1959 ↑

Bron: foto in het Demka archief (Hoogovens was indertijd eigenaar van Demka).

 

Op de achtergrond rijdende menger 6. De foto komt ook voor in het boek Stoom in de Breesaap, maar is daar bijgesneden.

 

 

Volgnummer 348    

 

Henschel 5389 (1900)van Demka Utrecht, februari 1957; bron Demka archief bij Het Utrechts Archief

 

De staalgieterij Demka in Utrecht verwerkte schroot als grondstof. Er waren jarenlang vier stoomlocs, namelijk twee Henschels en twee Ducrobra’s. Ze werden in 1954 en 1955 vervangen door twee diesellocs. Kort tevoren kregen de stoomlocs nog de boekhoudkundige nummers 510.30 t/m 510.33. De diesellocs werden aansluitend 510.34 en 510.35 genummerd, maar de eerste drie cijfers waren niet op de locs aangebracht. De kleine dieselloc bij Demka-Noord had nummer 512.20 omdat die op een ander terrein reed.

Getuige de foto staat Henschel 5389 (1900) op het punt als grondstof in het productieproces te verdwijnen.

Uit het Demka archief blijkt het volgende: twee van de vier stoomlocs waren in bedrijf en twee in reserve of  reparatie. In 1952 reden drie stoomlocs samen 516 uur, terwijl de totale diensttijd 1479 uur was. Met andere woorden: de stoomlocs reden gemiddeld 35% van hun diensttijd.

Demka dacht de vier stoomlocs te vervangen door twee diesellocs. Het financiële plaatje zag er als volgt uit (bedragen in guldens):

 

 

 

 

vier stoomlocs,

vervangingswaarde samen f 165.000

twee 130 pk diesellocs

nieuwprijs samen f 212.000

 

 

 

Afschrijving 5%

8.250

10.600

 

 

Rente 2 %

3.300

4.240

 

 

Reparatie en onderhoud

38.400 (ervaring)

15.900 (schatting 7.5%)

 

 

Brandstof

34.020 (ervaring: 600 ton kolen)

9.160 (berekening: 55 ton dieselolie)

 

 

Bijzondere bedrijfskosten (revisies)

23.400 (ervaring)

12.700 (schatting 6 %)

 

 

Personeelskosten

Gelijk (geen stokers)

 

 

Totaal per jaar

107.370

52.620

 

De investering van f 212.000 voor twee diesellocs zou dus door de jaarlijkse besparing van f 107.370 – 52.620 = f 54.750 in vier jaar zijn terug verdiend. Het valt op dat:

- een dieselloc meer dan 2 x duurder is dan een stoomloc;

- twee diesellocs equivalent zouden zijn aan vier stoomlocs. In kosten maakt het echter weinig uit of men van drie of vier stoomlocs

  uitgaat (dat heeft alleen invloed op de relatief onbelangrijke posten afschrijving en rente);

- er wordt bespaard door de lagere brandstofkosten (dat lijkt reëel), maar ook door de lagere kosten voor reparaties, onderhoud en

  revisies. Voor diesellocs kan er echter nauwelijks ervaring op dat gebied geweest zijn.

 

Volgnummer 371                                                             Cockerill  3098, bouwjaar 1926, van de Glasfabriek in Sas van Gent

 

Op 13 en 14 november 1949 werden door de heren Bonthuis en Voerman foto’s gemaakt in Sas van Gent, onder andere van een Cockerill met verticale ketel.

 

Dhr. Bonthuis maakte nauwkeurige aantekeningen, die gelukkig bewaard zijn gebleven [4]. De eerste vier foto’s slaan op de Centr. Suiker Mij. De eigen CSM loc – de ex WSM 2 (Volgnummer 255) – is ook gefotografeerd. De Cockerill werd van rechtsvoor (r.v.) en van opzij (z) gefotografeerd. Het bouwjaar was 1926 (a.d. = anno domini) ↓ 

De CSM komt niet voor op de leverlijsten van Cockerill. De archieven van het Stoomwezen vermelden ook geen Cockerill van de CSM. De naburige Glasfabriek had wel twee Cockerills, te weten de Volgnummmers 213 (bouwjaar 1913) en 371 (bouwjaar 1926). Daarom veronderstelt Hans de Herder op p. 73 van zijn boek uit 2007 dat de loc door de CSM van de Glasfabriek geleend of gehuurd was.

Correcties: Bovengenoemde twee foto’s van een Cockerill met verticale ketel staan op de pagina’s 71 en 156 van het boek uit 2007 van Hans de Herder. De bijschriften vermelden Volgnummmer 213 (bouwjaar 1913). Uit het door dhr. Bonthuis genoteerde bouwjaar 1926 blijkt echter dat het gaat om Volgnummer 371 (Cockerill 3098, bouwjaar 1926).

Er werd door dhr. J. Voerman een fraaie foto op een draaischijf van de suikerfabriek van de CSM gemaakt:

 

Foto J. Voerman, Sas van Gent, 14-11-1949 →

 

Dankzij de aantekeningen van Voermans reisgenoot dhr. Bonthuis staat vast dat Cockerill 3098 (1926) van de Glasfabriek op de draaischijf staat. Een uitsnede van deze foto staat in de Herders boek uit 2007 op p. 195. Hierbij wordt het correcte Volgnummer 371 genoemd. Sinds 1969 is deze loc nummer 2 van de Museum Buurtspoorweg in Haaksbergen.

November viel in de “campagne” van de suikerfabrieken. In 1949 vond voor de laatste maal aanvoer van bieten en afvoer van pulp per tram plaats, maar dat was op 1000 mm spoor.

 

 

Volgnummer 376

 

Een aantal industrielocs beleeft -al stomend- een gelukkige en verzorgde oude dag bij Nederlandse museumlijnen. Daarvoor moest wel veel gebeuren. Als voorbeeld nemen we de stoomloc van de Nederlandse Stikstof Maatschappij (NSM, nu Yara) in Sluiskil. Het betreft een drieasser die in 1929 door La Meuse in België is gebouwd (zie ook de fabrieksplaat rechts).

 

Men vergelijke de zwart-wit foto met de kleurenfoto eronder, die ongeveer onder dezelfde hoek gemaakt is bij de Museumstoomtram Hoorn-Medemblik.

 

 

Onderstaande foto is op 17 april 1961 in Sluiskil gemaakt door dhr. H.G. Hesselink. De stoomloc was toen waarschijnlijk al niet meer regelmatig onder stoom, want de NSM beschikte al sinds 1954 over een dieselloc

Sluiskil fabrieksplaat

Verschillen tussen de vroegere (boven) en nieuwe  situatie (foto onder) zijn onder andere (met dank aan Marius van Rijn):

Ø  De loc kreeg in 1990 een nieuwe ketel. Dat is te zien, want de oude ketel had een Belpaire vuurkist (platte bovenkant, met afgeronde hoeken); de nieuwe ketel heeft een Crampton vuurkist (met cilindrische bovenkant).

Ø  Voor het beremmen van treinen is rechts op de voetplaat een luchtpomp en op de rechter waterbak een luchtketel geplaatst.

Ø  Om zonder slingeren 30 km/uur te kunnen rijden, zijn de contragewichten op de wielen verzwaard.

Ø  De loc reed in Sluiskil zonder asbak; de as viel tussen de rails. De SHM heeft de loc van een asbak voorzien.

`

 

← SHM station Wognum,

9 september 2008.

 

Het publiek ziet graag een loc met een goed verzorgd uiterlijk. De heer die met de locbemanning staat te praten ziet men dan ook gespiegeld in de waterbak.

De stijlvolle rode biesjes en de drie olielantaarns waren in Sluiskil niet aanwezig: op de zwart-wit foto zijn -in elk geval op de voetplaat- geen lamphouders te zien.

 

Ten behoeve van het tram materieel van  de Museumstoom tram is een middenbuffer geplaatst. De als baanschuiver dienende staaf is verdwenen.

 

De drieasser kwam in 1972 bij de  Museumstoomtram Hoorn-Medemblik (SHM) en werd daar nummer 5.

 

Aanvankelijk was de naam van nr. 5 “Sluiskil”, maar tegenwoordig is het “Enkhuizen” →

 

Waar nu de nummerplaat “Stoomtram Hoorn-Medemblik 5” de loc siert, zat vroeger het logo van de Nederlandse Stikstof Maatschappij.

Enkhuizen plaat

 

←Medemblik, 31 augustus 2008.

 

Terwijl de stoker (op klompen; schoenen met stalen neuzen bestonden vroeger niet) de waterbakken bijvult, smeert de machinist het drijfwerk.

Industrielocs werden doorgaans niet met een machinist en stoker gereden; de machinist was ook stoker.

 

 

 

 

Volgnummer 379                                             Backer & Rueb 42, bouwjaar 1888, na 1926 aannemer tramlijnen Zuid-Beveland

 

Zie de aparte webpagina Doodskisten en webpagina Methusalem

Volgnummer 381

 

Zie voor deze Borsig 4085 (1884) de aparte webpagina Methusalem.

 

Volgnummer 431     

 

←Rein Zaalberg fotografeerde op 16 augustus 1971 de LV (Laura & Vereeniging) nummer 13 bij de mijn Laura in Eygelshoven.

 

De loc werd in 1943 door Hudswell Clarke gebouwd en was achtereenvolgens War Department 75080 en NS 8811. In 1953 kwam ze bij de Laura. De acte werd pas in 1975 ingetrokken en daarmee was het de laatste Nederlandse stoomloc in commercieel bedrijf. In 1981 ging de LV 13 naar de Stoom Stichting Nederland.

 

 

Volgnummer 439

Klik hier voor deze ex-WSM 23, die via de suikerfabriek in Zevenbergen bij de Stoomtram Hoorn-Medemblik kwam.

 

 

Met dank aan:

Hans de Haan, Hein Moonen en Rein Zaalberg.

 

 

Bronnen:

[1]

Zeeuws archief, toegang 455.1: Eerste Nederlandsche Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek, Sas van Gent; toegang 199: Taxatierapporten van opstallen, machines, gereedschappen, etc., 1950, 1953, 1956-1965.

[2]

Cockerill leverlijst, gekregen van Henk de Jager (Uquilair).

[3]

www.jensmerte.de

[4]

Nederlandse Vereniging van Belangstellenden in het Spoor- en tramwegwezen, via Hans de Haan.

 

 

 

 

{

Aanvullingen op boek Hans de Herder

Terug/verder naar:

 

Nieuw                                    Home                                         Inhoud