fabrieksspoor los

 

Welkom

Inhoud

Inleiding

Andere tractie

Spoorwijdte

Producenten

Import & handel

Eigenaars

Materieel

Links

Contact

Nieuw

Zoeken

 

 

 

Stoomtractie smalspoor

Stoomtractie normaalspoor

Motortractie smalspoor

Motortractie normaalspoor

 

Boeken

Aanvullingen

Tijdschriften

Raadsels

Loctypes

 

 

 

 

 

Tuinderslorries met verbrandingsmotoren

 

geplaatst: 21-10-2023

aangevuld: 14-11-2023

 

Inleiding

 

Op een andere webpagina van deze website wordt aandacht besteed aan tuindersspoor in het algemeen. Als tractievorm is daar alleen duwtractie te zien. Het duwen van lorries op smalspoor is zwaar werk. Na de Tweede Wereldoorlog werd ernaar gestreefd om dit werk te mechaniseren. Dat gebeurde op verschillende manieren:

·       Elektrische tractie met accu’s. Op de website Industriespoor zijn webpagina’s over verschillende fabrikanten:
HaWe
Koberg  (na 16-11-20230

Elektram (hier wordt nog aan gewerkt)

·       Tractie met verbrandingsmotoren. Dat is het onderwerp van deze webpagina.

 

 

 

Locs

 

 

Bij bovenstaande foto’s staat als tekst in [1]:

“De IBO-loc (opm. a) van de heer C. Oosterlaan te Bleiswijk verzorgt in Bleiswijk en omgeving op een aantal bedrijven het railtransport. Op de lorrie is de motor met aandrijving van een “lelijke eend” gebouwd. Alle vier wielen worden aangedreven. Van de versnellingsbak kan alleen de eerste versnelling vooruit en de achteruit worden gebruikt. De andere twee handels worden voor ontkoppeling en voor de hydraulische rem gebruikt. De motor is voorzien van een elektrische starter en claxon. De loc kan maximaal een snelheid van 12-15 km/uur rijden. De prijs is ca. f  1.600,-. De volgwagens worden met een gemakkelijke koppeling vastgemaakt. Hier ziet men weer hoe met eenvoudige middelen soms handige oplossingen kunnen worden gemaakt.”

 

In zijn tweede boek noemt Henk Sluijters een aantal andere voorbeelden van tuinders die zelf een lorrie gemotoriseerd hebben.

 

Nibo (Nico Both) in Gouda pakte de zaken anders aan [2]. De 170 werknemers produceerden in 1989 70 ton witlof per week. Nibo was daarmee Europa's grootste witlofkwekerij [3]. De wortels, waaruit in de winter het witlof groeit, werden in de zomer geteeld. In het begin in de buurt van Gouda, later op de Zuid-Hollandse eilanden [3]. De wortels werden “getrokken” in tientallen “witlofschuren” [4] aan de Thorbeckelaan/Bloemendaalseweg in Gouda. Witlofschuren zijn „warenhuizen” zonder glas en in plaats daarvan zijn ze afgedekt met golfplaten. Uiteindelijk ging het in 1957 om 16 ha. Witlof moet in het donker groeien omdat het blad anders groen wordt. Over de wortels werd daarom een laag grond aangebracht. Daarbij was smalspoor betrokken, zo blijkt uit het volgende citaat [5]: “Met de dragline sloot uit gediept 4 meter onder het maaiveld, de droge veengrond voor over de witlof zat 3 tot 4 meter onder water, en op het langslopende smalspoor de kiepkarren geladen”.

Na het oogsten werd de witlof gewassen en ingepakt.

Uit een film uit 1950 blijkt dat:

·       er niet alleen veengrond in kipkarren werd vervoerd, maar ook lege en volle veilingkisten op platte wagens.

·       er zowel duwtractie als paardentractie werd gebruikt:

↑ Met paardentractie worden lege veilingkisten aangevoerd ↑

↑ Met duwtractie worden via een draaischijf gevulde veilingkisten afgevoerd ↑

 

Al enkele jaren na het opnemen van de film in 1950 begon de aanschaf van Spoorijzer Railtractoren:

3 van het type RT8 (1952, 1954, 1955)

1 van het type RT 10 (1955)

De spoorwijdte was 700 mm.

De foto hiernaast is door Pieter van der Ham genomen toen de witlofschuren werden afgebroken, dus in ± 1990 (vergelijk met de foto met bekende datum hieronder). De loc is duidelijk een Spoorijzer Railtractor; gezien de lichte buffer gaat het om een RT 8.

 

Rogier Bennebroek heeft met rode cirkels zaken aangegeven die afwijken van de standaard Railtractor: er is een extra stang om het achterschot te verstevigen en het frame is op twee plaatsen afgeschuind. Deze kenmerken komen overeen met die van de huidige loc 15 van de Gelderse Smalspoor Stichting (GSS).

 

Opvallend is het dubbelspoor (dat ook op de volgende foto te zien is).

In 1984 vond een ingrijpende verandering plaats: er werd overgegaan op hydrocultuur [3]: De wortels werden in bakken geplaatst, waardoor met groeistoffen verrijkt water stroomde. Na 3½ week kon er geoogst worden. Daarmee werden de witlofschuren overbodig en het smalspoor zal op zijn minst aan betekenis hebben ingeboet.

Nibo kwam in moeilijkheden en werd rond 1990 gesloten. De witlofschuren stonden toen al jaren buiten gebruik en werden afgebroken om plaats te maken voor woningbouw:

 

Deze foto uit de beeldbank van het Streekarchief Midden-Holland is gedateerd op 22-02-1990 en heeft als bijschrift: Bloemendaalseweg, werknemers verwijderen asbestplaten in de open loodsen van de voormalie witlofkwekerij Nibo →

 

Het smalspoor was in 1990 dus nog aanwezig. Helaas zijn er geen foto’s van de Spoorijzer railtractoren gevonden uit de tijd dat Nibo nog gewoon in bedrijf was.

 

Van de 4 Spoorijzer railtractoren was er één al eerder bij Nibo gesloopt; de andere drie zijn in 1990 naar railmusea gegaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

De fruitkweker Willem Jonk had in zijn perenboomgaard nabij Middenbeemster 800 meter smalspoor met een spoorwijdte van 600 mm. Het lag in een rechte (nou ja …) lijn en er was geen enkele wissel zodat de loc zowel moest trekken als duwen.

 

Foto: Bart Kool, 13-10-2019 →

 

Gezien de leeftijd van Willem Jonk en bij gebrek aan een opvolger werd de boomgaard in 2023 gerooid. Een deel van het hout werd verkocht als palen en de rest als gekloofd haardhout (perenhout heeft een hoge calorische waarde en ruikt lekker).

 

De laatste jaren werden er onder de naam  Toffe Peer zelfplukdagen gehouden. Het publiek werd  via het smalspoor de boomgaard in gereden en plukte er peren. De terugreis ging weer per smalspoor. Bij het beginpunt werden de peren gewogen en betaald.

Willem Jonk reed met een tweedehands Spoorijzer Railtractor van het type RT 11.

 

Foto: Bart Kool, 13-10-2019 (een zelfplukdag) 

 

Deze loc maakte deel uit van een serie RT’s uit 1966 waarin in plaats van de ronde Bierens versnellingsbak een rechthoekige bak (blauw op de foto) van Promethuis uit Berlijn was geplaatst.

 

Een RT11 weegt 2300 kg, maar dat was te zwaar voor het lichte spoor. Willem Jonk had daarom al lang geleden de buffers verwijderd.

 

Er waren 5 platte lorries. Die waren met trekstangen met elkaar en met de loc verbonden. Het publiek zat op veilingkisten.

 

Al het smalspoor materieel (rails, lorries en lok) is via Marktplaats verkocht aan het Industrieel Smalspoor Museum in Erica.

 

Zelfrijdende lorries

 

Ook tegenwoordig (2023) zijn bij Karsten Agricultures in Midwoud nog tuinderslorries met benzine en dieselmotoren in gebruik. Het betreft geen locs (zoals hierboven), maar aangedreven lorries, die ook niet aangedreven lorries kunnen trekken.

 

De andere twee motorlorries zijn volgens een origineel ontwerp elk op twee lorries gebouwd door de tuinbouwcoöperatie “De Tuinbouw ba” (zie opmerking b). Daarbij is de aandrijving voorop de ene lorrie geplaatst. De vooras wordt via een ketting aangedreven; via een tweede ketting zijn beide assen verbonden. Op de tweede (niet aangedreven) lorrie is een laadvloer voor twee kratten geplaatst. Die laadvloer rust met een draaikrans op de gemotoriseerde lorrie, die dus als draaistel fungeert. Het geheel is te vergelijken met een truck met oplegger.

 

Alex Karsten zit op de motorkap, 1 juni 2016.

Voorop is 150 kilo aan gewichten opgehangen →

 

 

Nabeschouwing

 

Op tuindersspoor reden geen lange en/of snelle treinen. Aan trekkracht en snelheid werden dus geen hoge eisen gesteld. Omdat het vooral ging om bestaande sporen die oorspronkelijk bedoeld waren voor duw- of paardentractie was een eis wel dat locs voor tuindersspoor licht waren.

Uit een beperkt onderzoekje (zie de webpagina tuindersspoor in het algemeen) bleek dat de zwaarte van tuindersspoor 4 tot 7 kg/m was.  Bij een dwarsliggerafstand van 1 meter betekent dit een toegelaten asbelasting van 600 respectievelijk 1300 kg (zie hier). Met andere woorden: een tweeassig voertuig mocht 1,2 respectievelijk 2,6 ton wegen. Wat hadden locomotieffabrieken in deze range te bieden ? Enkele voorbeelden zijn:

·       Een Lorenknecht van de firma Kröhnke woog slechts 700 kg en kon dus op het lichtste tuindersspoor rijden. Er kon gekozen worden tussen Deutz dieselmotoren van 5 of 6 pk. Een 6 pk Lorenknecht kostte in 1956 f 4950. Er zijn tenminste 13 Lorenknechts in Nederland actief geweest, maar niet bij tuinders (zie hier).

·       Een soortgelijk product was de Schienenkuli van de firma Strüver, die 730 kg woog [6] en was uitgerust met een Deutz dieselmotor van 6 pk.

·       Een Spoorijzer Railtractor van het type RT 8 woog 1500 kg en had een Farymann motor van 8 pk. Volgens de Spoorijzer brochure zou een railprofiel van minstens 6 kg/m nodig zijn. Een RT 8 kon dus niet op het allerlichtste spoor rijden.

·       Een Spoorijzer Railtractor van het type RT 11 woog 2200 kg en had een Farymann motor van 11 pk. Volgens de Spoorijzer brochure zou een railprofiel van minstens 9 kg/m nodig zijn. Dat valt buiten het boven genoemde bereik van 4 tot 7 kg/m. Overigens zijn de getallen van Spoorijzer wel behoorlijk conservatief.

 

Uit het bovenstaande volgt dat locomotieffabrieken best in staat waren om tractievoertuigen te leveren die voldoende licht waren voor tuindersspoor. Het valt echter op dat – met uitzondering van de Spoorijzer Railtractoren van Nibo - de tractievoertuigen vervaardigd werden door klussende tuinders en kleine bedrijven die voor de naaste omgeving werkten:

·       Dhr. C. Oosterlaan te Bleiswijk leverde zijn locs aan tuinders in Bleiswijk en omgeving.

·       De tuinbouwcoöperatie “De Tuinbouw ba” in Grootebroek leverde de motorlorries aan haar leden.

·       Dan is er nog een voorbeeld op het gebied van de nog (op een andere webpagina) te behandelen elektrolorries van de firma Koberg in Bergschenhoek:
In een advertentie staat dat men zich voor een offerte dient te wenden tot de C.L.T.V. "Ons Doel" in Pijnacker of de C.T.V. “Westerlee-Maasland” in de Lier (opm. c). Deze (landbouw) en tuinbouw coöperaties namen dus in elk geval het zakelijke gedeelte voor hun rekening en verkochten de motorlorries aan de (geografisch) beperkte kring van hun leden.

 

In het bovenstaande is sprake van drie Coöperatieve Land- en Tuinbouwverenigingen die betrokken waren bij de bouw en/of verkoop van tractievoertuigen. Onbekend is voor elk van de drie om hoeveel tractievoertuigen het ging en in welke periode ze gebouwd zijn. Er bestonden veel meer van dergelijke coöperaties en het is goed mogelijk dat nog meer coöperaties zich met tractievoertuigen hebben beziggehouden.

Tuinders hadden een sterk netwerk, zodat er weinig reclame gemaakt hoefde te worden [2]. Er is daarom weinig informatie te halen uit advertenties en folders. En er is heel weinig archiefmateriaal. Het Westfries Archief in Hoorn bezit weliswaar archiefmateriaal van “De Tuinbouw ba”, maar de inventarislijst en de geringe omvang van dit archiefmateriaal geven geen hoop dat hier iets over de motorlorries te vinden is. Wel is elders gevonden dat een Lorenknecht in 1956 f 4950 kostte en een loc van dhr. C. Oosterlaan slechts  f 1600 in 1966. Het is appels met peren vergelijken (gezien de 10 jaar verschil en het feit dat C. Oosterlaan met gebruikte onderdelen werkte) maar het lijkt erop dat locomotieffabrieken te duur waren voor tuinders. Ook valt op dat De Tuinbouw ba en Koberg veel met hout werkten. Dat is voor doe-het-zelvers makkelijker en goedkoper dan staal, maar heeft niet het eeuwige leven.

 

 

Opmerkingen:

a)

De afkorting IBO wordt niet verklaard.

De heer C. Oosterlaan ontwikkelde meer werktuigen voor tuinders, zoals een spitfrees en transportbak voor een bepaald type tractor [1].

b)

Een viertal kleine tuinbouwcoöperaties fuseerden in 1984 tot “De Tuinbouw ba (ba = beperkte aansprakelijkheid)” in Grootebroek, met 30 werknemers en 900 leden. De motorlorries moeten daarom in of na 1984 gebouwd zijn.

 

c)

CLTV staat voor Coöperatieve Land- en Tuinbouwvereniging.

CTV staat voor Coöperatieve Tuinbouwvereniging.

 

 

 

 

 

Met dank aan:

Rogier Bennebroek, Pieter van der Ham, Alex Karsten en Huub Wooning.

 

 

Bronnen:

(voor zover niet in de tekst genoemd)

 

[1]    

Jaarboek Tuinbouwtechniek 1966-1967.

 

[2]

https://spoorijzer.jimdofree.com/rt11-both-30/geschiedenis/

 

[3]

Reformatorisch Dagblad d.d. 23 maart 1989.

 

[4]

't Nieuws voor Kampen d.d. 07-12-1953 en 17-04-1954.

Het betreft de stichting van een witloftrekkerij in Kampen door de firma M. Both & Zonen te Gouda. Ook hier is sprake van witlofschuren met asbest platen.

 

[5]

Frans Lakerveld bij Gouda Vroeger & Nu op facebook d.d. 10 juli 2019.

 

[6]

Eisenbahn-Simulation

 

 

 

 

 

{

Producenten                           HaWe                                       Koberg

Terug/verder naar:

 

 

Nieuw                                    Home                                         Inhoud