fabrieksspoor los

 

Welkom

Inhoud

Inleiding

Andere tractie

Spoorwijdte

Producenten

Import & handel

Eigenaars

Materieel

Links

Contact

Nieuw

Zoeken

 

Stoomtractie smalspoor

Stoomtractie normaalspoor

Motortractie smalspoor

Motortractie normaalspoor

 

Boeken

Aanvullingen

Tijdschriften

Raadsels

Loctypes

 

Munitiecomplex bij Alphen (Noord-Brabant)

(geplaatst op 01-09-2016, aangevuld op 15-09-2016 en op 07-01-2020)

 

Inleiding

 

In een bos bij Alphen (in Noord-Brabant) ligt sinds 1954 tot op de dag van vandaag een groot complex van munitiemagazijnen (zie ook opmerking a). Er ligt van allerlei munitie voor de hele Koninklijke Luchtmacht opgeslagen. Het gaat onder andere om bommen en raketten voor jachtbommenwerpers, geleide wapens zoals de Patriot, maar ook kleinere zaken als patronen voor boordkanonnen en explosieven voor schietstoelen [1].

Tegenwoordig liggen er wegen en rijden vrachtwagens met munitie naar de desbetreffende magazijnen om daar met een vorkheftruck gelost te worden [1]. Van Alphen gaat de munitie weer per vrachtwagen naar de verschillende Luchtmacht onderdelen. Toen het dagblad Het Vrije Volk in 1968  kwam kijken was dat anders: “En, verscholen in het lover, tientallen stenen schuren, tjokvol munitie — van geweerpatronen tot raketten. Dit was 't dus: het enorme munitiedepot van de Luchtmacht. Honderd hectare vol vernietigende kracht. Een kruitvat zonder lont — de veiligheid gaat vóór alles…….Op een smalspoortje stond een locomotiefje met een lorrie. We stapten op en hup, daar ging het door het struweel, de vele verspreide schuren langs. Bommen, granaten, kogels, raketten — wat een vak!” [2].

 

Sporenplan

 

Het smalspoor diende om de munitie naar de magazijnen te brengen en daar te zijner tijd weer op te halen. Daarnaast maakte de Explosieven Opruimings Dienstgebruik van het spoor en bracht scherpe munitie tot ontploffing op een grote zandvlakte die door het spoor werd doorkruist [3].

De ongeveer 70 munitiemagazijnen (rood op onderstaande kaart) liggen in rijen, drie rijen met elk een lengte van 1 km en vijf rijen van 750 m lang. De onderlinge afstanden tussen de magazijnen zijn relatief groot, om te voorkomen dat een explosie in een magazijn ook onheil bij de buren veroorzaakt. Het smalspoornet in onderstaande kaart is met geel geaccentueerd en had een lengte van circa 11 km [3]. Het net was opgebouwd uit lussen, die heen langs een rij magazijnen liepen en terug langs een andere rij magazijnen gingen. Bij de magazijnen waren draaischijven, die vanwege de schaal niet op de kaart zijn te zien. De lorries werden met  handkracht naar binnen geduwd en gelost [4] Bij de letter L was de loods voor de locs [4].

 

 

Kaart met loods zonder pijlen.JPG

 

↑ Detail van topografische kaart uit de periode 1958-1966 [5,6] ↑

De rasterlijnen op de kaart hebben een onderlinge afstand van 1 km.

 

Bovenstaande kaart dateert uit ≈ 1958 en geeft de bloeitijd van het smalspoor weer. De kaart vertoont een kleine lus in de linkerbovenhoek. Waarschijnlijk werd daar de munitie van vrachtwagens overgeladen op het smalspoor, want de verharde wegen (donkerrode lijnen op de kaart) strekten zich tot daar uit. In 1983 was de kleine lus niet (meer) aanwezig; het overladen vond toen bij L plaats [4]. L ligt inderdaad aan de “centrale” smalspoorlijn: vanuit die lijn kunnen alle lussen bereden worden.

 

Locomotieven

 

Importeur Spoorijzer leverde drie nieuwe Ruston & Hornsby locomotieven van het type LBT. Dat is een compact type, dat onder andere opvalt door de ene, asymmetrisch geplaatste  lamp.

De betekenis van de letters in de type-aanduiding LBT is:

L:

(smalspoor)locomotief

B:

Een aanduiding voor de “zwaarte”

Een loc van het type LB werd aangedreven door een driecilinder watergekoelde viertact R&H 3VSH dieselmotor van 31,5 pk. De versnellingsbak met drie versnellingen werd met oliedruk geschakeld [7].

Men had de keuze uit verschillende gewichten, namelijk 3¼, 3¾ en 4½ ton [8]. De drie LBT’s in Alphen hadden een gewicht van 3¾ ton.

Het enige andere model uit deze modellenserie was de LA met een tweecilinder motor van 20 pk en een gewicht van 3½ ton.

(er bestonden ook de types LF, LH en LJ, maar die hadden geen verwantschap met de types LA en LB).

T

voor bovengronds gebruik

Zie opmerking b) voor meer toelichting.

Het type LBX was succesvol: tussen 1952 en 1968 zijn er 557 exemplaren gebouwd. In de loop der productiejaren onderging het LBT type diverse veranderingen. Zoals uit de beschrijvingen hieronder zal blijken, is de derde, een jaar later geleverde loc dan ook niet gelijk aan de eerste twee locs.

 

 

 

R&H fabrieksnummer: 371932

Type (zie opmerking b): LBT  

In dienst: 23-03-1954.

Uit dienst:

In 1998 naar het Decauville Spoorweg Museum (DSM) in het ISK Museumpark in de Harskamp, als loc 9 ofwel Tante Leen.

 

Tante Leen van het Decauville Spoorweg Museum (DSM ) met drie lorries uit Alphen, in het prachtige maar kort daarna

gesloten Museumpark ISK, Harskamp,

19-07-2014 →

 

Achter de loc rijden een lorrie met korte rongen, een lorrie met lange rongen en een lorrie met hekwerk voor personenvervoer.

 

 

In of voor 1985 kwam midden in het terrein een strikt verboden en geheim Amerikaans depot [4]. Dat Amerikaanse depot doorsneed een aantal lussen, zodat er halve lussen waren overgebleven. Inmiddels waren de munitiebunkers allemaal via asfaltwegen bereikbaar geworden met heftrucks, etc. Via het smalspoor moest er alleen nog maar emballage vervoerd worden, vanaf het perron naar de opslagloodsen langs het nog bestaande traject van 5 km [9]. Hiervoor waren twee locs voldoende. Eén van de drie locs (namelijk die op onderstaande foto) werd daarom al in of voor 1985 naar Spoorijzer in ’t Harde gestuurd en werd daar gedemonteerd [3]. Waarschijnlijk was de bedoeling zonodig reserve onderdelen beschikbaar te hebben voor de andere twee locs [9].

R&H fabrieksnummer: 371933

Type (zie opmerking b): LBT

In dienst: 23-03-1954.

Uit dienst: in of voor 1985.

De loc werd naar Spoorijzer in ’t Harde gestuurd en werd daar gedemonteerd. Jaren later - in 1994 –gingen de onderdelen naar het Industrieel Smalspoor Museum (ISM) te Erica. Dat heeft de loc als loc 66 in het jaar 2000 weer opgebouwd. De foto heeft nog steeds het uiterlijk waarmee de drie locs in dienst zijn gekomen.

 

Erica, 09-05-2013, foto Pfeiffer in http://www.entlang-der-gleise.de

 

Het ronde gat vlak boven de buffer is bedoeld voor het aanslingeren. Een bedrijfsnummer ontbreekt.

 

Omdat het Munitie Complex Alphen in 1989 35 jaar bestond, kreeg een dienstplichtig soldaat opdracht de twee overblijvende locs te schilderen, zodat ze er weer netjes en wat moderner uitzagen. Ook het bedenken van leuke namen hoorde tot zijn taak. De dienstplichtige schilder was een rasechte Amsterdammer en vernoemde de locs naar de Amsterdamse volkszangers Tante Leen en Manke Nelis [9].

 

← Ook na 20 jaar is de naam Tante Leen nog duidelijk zichtbaar. Eronder zijn plaatjes te zien van importeur Spoorijzer en fabrikant Ruston & Hornsby.

Decauville Spoorweg  Museum (DSM) in de Harskamp, 01-06-2009.

 

Vanwege de sluiting van het Museumpark in de Harskamp in 2014 staat Tante Leen nu in opslag.

 

Voor Manke Nelis zijn het kleurenschema en de plaats van de namen iets verschillend. Ook de naam Manke Nelis is – na 40 jaar – nog aanwezig.

 

R&H fabrieksnummer: 387806         

Type (zie opmerking b): LBT

In dienst: 18-07-1955.

Uit dienst:

in 1995 met twee lorries naar het Militair Luchtvaart Museum (later opgegaan in het Nationaal Militair Museum) in Soesterberg.

 

Manke Nelis met twee lorries in het depot van het Nationaal Militair Museum (NMM) te Soesterberg, april 2016. Foto: Wim den Dunnen →

 

De voorkant van de motorkap is anders dan die van de andere twee (oudere) locs: de bovenkant is niet afgeschuind en de lamp zit aan de andere kant. Ook is de voorruit smaller [7].

De lorries zijn elk voorzien van vier rongen. Op het machinistenhuis staat het nummer 2. Dit was eigenlijk loc 3, maar hierboven bleek al dat de echte loc 2 jarenlang afwezig was.

Al kort na het maken van de vorige foto verhuisde de Ruston van een depot van het Nationaal Militair Museum naar het Industrieel Smalspoor Museum in Erica. In elk geval was de loc er al tijdens het Militair Weekend op 11- en 12 - 06 - 2016 [10]. Het ISM heeft nu dus 2 locs uit Alphen; de laatste aanwinst heeft het nummer 95 [10].

 

ISM, Erica, foto Toon Steenmeijer,

25-06-2016 →

 

Achterop de cabine is bij hogere vergroting te nog steeds telezen:

 

MUN. C ALPHEN

(= Munitie Complex Alphen)

1954 -1989

35 JAAR

 

Die tekst verwijst naar de boven genoemde schilderbeurt ter gelegenheid van het 35 jarig jubileum van het Munitie Complex.

Overig materieel

 

Niet alleen de locs, maar ook de minstens 21 wissels zijn door Spoorijzer geleverd; zie hier voor een foto van een wissel bij het munitiedepot. Ook de lorries voor munitietransport zijn door Spoorijzer gebouwd [11]. Dat maakt het waarschijnlijk dat Spoorijzer ook al het overige spoormaterieel (draaischijven, rails, wagens) heeft geleverd en dat Spoorijzer ook de sporen heeft gelegd. De spoorwijdte was 700 mm.

Het Decauville Spoorweg Museum (DSM) bezit acht uit Alphen afkomstige lorries (zie ook de bovenste foto), het Nationaal Militair Museum heeft er twee (zie de foto hier direct boven) en ook het Industrieel Smalspoor Museum (ISM) in Erica heeft er een trein van. Voor het personeel waren er lorries voorzien van een hekwerk [3].

Behalve de lorries was er een ketelwagen voor brandbestrijding en een handrailkraan. Ook de railkraan bestaat nog steeds en wel als Spoorkraan KR21 van het Industrieel Smalspoor Museum (ISM) in Erica. Zie hier.

 

De teruggang

 

Het smalspoor werd op het laatst nog slechts ongeveer eens per maand gebruikt [3]; zie ook opmerking c). Daarvoor was dan wel 2 man burgerpersoneel aanwezig,  met een volle baan van 40 uur per week. Hun enige taak was de zorg voor het smalspoor [4].

De KLu wilde vanwege het omslachtige overladen van vrachtauto naar smalspoor, de lage snelheid van het smalspoor en de ontsporingen van het smalspoor af, maar voorlopig ontbrak het geld om de vervangende asfaltwegen aan te leggen.

Zoals hierboven al bleek gingen de twee overgebleven locs in 1994/95 naar musea. Pas in 1998 werd de laatste 3 km opgebroken. De laatste loc, de 3 km spoor en 8 lorries gingen naar het Decauville Smalspoormuseum in de Harskamp:

 

“De Genie is twee weken bezig de resterende 3 kilometer spoor te demonteren en naar het ISK Harskamp te vervoeren. Met de loc en een munitielorrietrein werd eerst nog een laatste rit gereden op de fraai gelegen spoorlijn. Het spoor en de vele wissels vormen de basis van de huidige museumlijn in het ISK museumpark” [10].

 

 

Opmerkingen:

a)

Voor de munitiemagazijnen werden uiteenlopende termen gebruikt, zoals schuren, loodsen en bunkers. Het is natuurlijk mogelijk dat deze bouwsels in de loop der tijden vervangen of verbouwd zijn.

Ook wordt er gesproken over munitiedepot, munitiecomplex en munitiepark.

b)

De derde letter kan zijn T voor bovengronds gebruik, U voor underground (dus mijnlocomotief) en G voor een omgeving met makkelijk ontbrandbare gassen. De G kwam slechts zelden voor: er is maar één LBG geweest.

De mijnlocs (U) hadden geen cabine en waren voorzien van  rookgasreiniging. Rookgassen zijn immers onaangenaam en ongezond in de smalle mijngangen. Het U type is daarmee nog niet explosieveilig: in een omgeving met makkelijk ontbrandbare gassen (zoals in sommige chemische fabrieken bij lekkage van pijpen) zouden bijvoorbeeld vonken bij het elektrisch starten een explosie kunnen geven. Zo’n omgeving is bijzonder gevaarlijk, omdat vonken ook ver van de lekkage een explosie kunnen veroorzaken. Maar in veel mijnen en ook in munitiedepots komen geen makkelijk ontbrandbare gassen voor.

Volgens [7] waren alle drie locs van het type LBT. De eerste twee locs staan echter op de lRS leverlijst als type LBU. Het zijn duidelijk geen mijnlocomotieven in die zin dat ze wel een cabine hebben. Denkbaar lijkt dat ze wel van uitlaatfilters voorzien waren (omdat ze immers in een loods gestart werden) en daarom soms het predikaat U gekregen hebben.

c)

Bij oefeningen (zoals op de Vliehorst) werd munitie verschoten, maar dat zullen geen grote hoeveelheden zijn geweest. Gemiddeld zal het rustig geweest zijn in Alphen.  De aanschaf van een nieuw type vliegtuig bracht de aanvoer van andere types munitie (en de afvoer van bestaande types munitie) met zich mee, maar dat kwam niet vaak voor. De capaciteit van het smalspoor was uiteraaard niet berekend op zulke rustige omstandigheden in vredestijd, maar op druk bedrijf in oorlogstijd.

d)

Zoals hierboven bleek zijn alle drie Ruston LBT’s van de Koninklijke Luchtmacht museaal bewaard. Er is nog een vierde Nederlandse Ruston van dit type museaal bewaard en dat is loc 69 van de Stoomtrein Katwijk-Leiden, afkomstig van Vrolijk Heiwerken in Den Haag. Er zijn foto’s van een vijfde LBT, eigendom van heibedrijf Nederveen in Rotterdam. De LBT’s van deze beide heibedrijven hebben geen machinistenhuis.

e)

De Ruston LBT is in model verschenen. Zie bijvoorbeeld:   

              

http://ohfourteen.blogspot.nl/2010/12/new-project-new-blog_06.html

 

https://shop.narrowplanet.co.uk/collections/kbscale/products/lk03

Met dank aan:

Adjudant b.d. Marcel Stegen, Martin Hoogerwerf, Henk Sluijters en Toon Steenmeijer.

Bronnen:

[1]

“Bommen op bestelling”, De Vliegende Hollander (Defensie Magazine) 2015-02.

[2]

Kruidvat zonder lont”. Het Vrije Volk, 21-11-1968.

[3]

Henk Sluijters, “Smalspoor in Nederland”, De Alk, 1985.

[4]

Informatie van Henk Sluijters.

[5]

Informatie van Martin Hoogerwerf.

[6]

Tijdreis over 200 jaar topografie

Hierin is voor de periode 1958 tot 1966 precies hetzelfde smalspoornet te zien. Waarschijnlijk is de omgeving in 1958 “verkend” en zijn toen voor het eerst de munitiemagazijnen en het smalspoor aangetroffen. Tot 1966 zal het terrein niet opnieuw verkend zijn en na 1966 heeft men – zoals gebruikelijk bij militaire terreinen – afgezien van het weergeven van deze strategische informatie.

[7]

D.R. Hall, A Guide to Ruston Narrow Gauge Locomotives; The  Moseley Railway Trust, third edition, 2003.

[8]

Eric S. Tonks, Ruston & Hornsby Locomotives; Industrial Railway Society, second printing, 1989.

[9]

Informatie van Adjudant b.d. Marcel Stegen. Hij was van 1987 tot 1990 Hoofd Opslag in Alphen en als zodanig verantwoordelijk voor het smalspoor. Hij gaf opdracht de twee nog aanwezige locs te schilderen en van een naam te voorzien.

[10]

De Buffer (tijdschrift van het Industrieel Smalspoor Museum) 136 (najaar 2016).

[11]

Website van het Decauville Spoorweg Museum (DSM).

 

{

aanvullingen op het boek “Smalspoor in bedrijf”                     Eigenaren

Terug/verder naar:

 

Nieuw                      Home                      Inhoud