►
Nieuw ◄ ► Zoeken ◄ |
||||||||||||
|
||||||||||||
Paardentractie nieuw opgezet: 17-01-2019 aangevuld:
30-01-2019 |
|
|||||||||||
Inleiding Paardentractie speelde vaak een belangrijke rol, zowel bij smal- als bij normaalspoor. Zo hadden diepe kleigroeves in Tegelen en omstreken voor de tijd van het smalspoor terrassen en werd de klei met de schop telkens een terras hoger gegooid. Op de begane grond ging de klei per paard-en-wagen over vaak modderige of mulle zandwegen naar een steen- of dakpannenfabriek. Daarentegen lag het smalspoor doorgaans op de bodem van de groeves en de kipkarren werden daar beladen. Zo kwam het moeizame in etappes omhoog gooien van de klei te vervallen. Bij het vervoer van de groeve naar de fabriek kon een paard per rit per smalspoor meer klei meenemen dan bij vervoer per paard-en-wagen. Bijvoorbeeld de NV SmalSpoor Swalmen (SSS) bediende zeven dakpannenfabrieken met (ingehuurde) paardentractie. Vergeleken met kleivervoer per boerenkar bedroegen de kosten minder dan de helft. Nederlandse museumspoorlijnen tonen geen paardentractie (in Duitsland bestaat nog de Pferdebahn Spiekeroog). Over paardentractie op Nederlands smal- en normaalspoor is weinig gedocumenteerd (de NV SmalSpoor Swalmen is een gunstige en grote uitzondering). Daarom is onderzoek (literatuur en internet) gedaan en zijn de resultaten in deze webpagina verwerkt. Zaken die vaker
ter sprake zullen komen staan cursief. |
||||||||||||
|
||||||||||||
|
|
|||||||||||
Tuig Paardentractie was nog wel
lang te zien bij de unieke Ponytram in ’t Joppe (bij Gorssel, in Gelderland).
De heer J. Montenberg bedreef hier met vrijwilligers (enkele volwassenen en
een aantal tieners) een 600 mm spoorlijn rond zijn huis (opm. a). Ponytram ’t Joppe, 23-05-1988 → De leidsels lopen van het meisje op de
bok van rijtuig 1 naar het bit in de mond van de pony. De jongen naast haar houdt de handrem vast. De pony loopt midden
tussen de rails en draagt een ‘borsttuig’.
De trekkracht wordt via een (hier nogal smalle) band voor de borst van het
paard geleid naar touwen ter weerzijden van de pony. |
|
|||||||||||
|
||||||||||||
↑
Ponytram (zie het bordje op de boom rechts)’t Joppe, 23-05-1988 ↑ Elk touw is
verbonden met een uiteinde van een houten balk. Het midden van deze ‘evenaar’ is via een ketting van 2
schalmen verbonden met een gebogen haak op de buffer van rijtuig 1. In plaats
van touwen konden bij tuigen ook kettingen en leren riemen gebruikt worden. |
||||||||||||
|
||||||||||||
Een paard trekt voor
1963 zes kipkarren met klei uit de groeve Maalbeek van de Electrische
Dakpannenfabrieken van de Gebr. van Cleef te Belfeld [1]. Ook hier betreft het 600 mm
smalspoor, maar er zijn een aantal zaken anders dan bij ‘t Joppe: · Het gaat om een groter paard. · Het paard loopt hier niet tussen, maar naast de
rails. Daar is aan één kant ruimte voor vrijgehouden. · Het paard draagt geen borsttuig, maar een zogenaamde
haam (ook gareel genoemd) om de hals. Een haam is van hout dat met leer bekleed
is en heeft de vorm van een hoefijzer. Met een haamtuig kon een paard een grotere trekkracht
onwikkelen dan met een borsttuig. Een nadeel van een haam was dat het het op
maat gemaakt moest worden. Vanaf de haam wordt de
trekkracht langs elke flank van het paard overgebracht door (althans voor het
tuig op de foto) een metalen stang naar de buikriem. Voor een verdere
beschrijving wordt verwezen naar de volgende foto, want het tuig van het
paard lijkt sterk op dat van het paard van de volgende, ook in Belfeld (maar
op een andere locatie) genomen foto. Een verklaring van deze gelijkenis zou
kunnen zijn dat de tuigen door dezelfde zadelmakerij gemaakt zijn. |
|
|||||||||||
|
← Paardentractie voor 'de Gres'
(= Nederlandse Gresbuizen-Industrie) in Belfeld in de jaren 1930 [2]. Vanaf de haam loopt een
gebogen stang naar de buikriem. De stang zit daar aan een ketting, waarvan
het andere einde is verbonden met een uiteinde van de evenaar, die vlak
achter de achterbenen hangt. Een andere ketting is verbonden met beide
uiteinden van de evenaar en hangt naar beneden omdat de foto kennelijk
bij stilstand is genomen. Aan het midden van
die ketting is een dubbel touw bevestigd. Het andere einde van dat touw zit
aan het midden van de bufferbalk van de voorste kipkar. De voerman (God)Fried Linssen heeft zijn rechterhand bij de handrem en lijkt met de andere hand een zweep vast te houden. Het paard staat tussen de rails. |
|||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||||
Paarde(n)kracht Orenstein & Koppel
adviseerde rond 1930 “Vervangt Uw paarden” in advertenties voor een
locomotief met een 7,5 pk benzinemotor. In 1952 kwam Spoorijzer met de
Railtractor RT 8, die vooral bedoeld was om de in de Tweede Wereldoorlog
opgegeten paarden te vervangen. Waren die locs dan gelijkwaardig aan 7 of 8
paarden ? Zo ja, kon een lichtere (en dus goedkopere) motor dan niet volstaan
? Het woord paardenkracht
suggereert dat dit de (trek)kracht
van een paard is. Dat is echter niet het geval (zie ook opm. b): Eén paardenkracht is - in ouderwetse eenheden - het arbeidsvermogen dat een gemiddeld
paard langdurig kan leveren. De
overeenkomstige moderne eenheid (in het SI eenhedenstelsel) is de Watt. 1 pk = 736 Watt Als railvoertuig onder
invloed van een kracht van 1,0 N(ewton) in een tijd van 1,0 s(econde) over
een afstand van 1,0 m(eter) verplaatst wordt, is daar een mechanisch
arbeidsvermogen (kracht x weg) van 1 Watt voor nodig geweest. Daarin is de
snelheid van 1 m/s (ofwel 3,6 km/uur) min of meer gelijk aan die van een
stapvoets lopend trekpaard. Met andere woorden: een gemiddeld trekpaard kan
langdurig en stapvoets lopend (3,6 km/uur) een trekkracht van 736 N leveren. De benodigde trekkracht
voor het laten rijden van een trein is: f x treingewicht. Daarbij is f de
baanweerstand. Die dimensieloze grootheid hangt van veel factoren af. Voor
een vlakke en droge baan met niet te scherpe bogen en goed onderhouden
materieel is 0,5 % een redelijke waarde. Het door het (met een snelheid van
3,6 km/uur lopende paard) te trekken treingewicht is dan: Treingewicht (in N) = 736 / 0,005 = 147.200 N ofwel 14,72 kN
(kiloNewton) Dat is de (zwaarte) kracht
waarmee de trein op de rails drukt. Om de massa van de trein te krijgen moet
nog door de versnelling van de zwaartekracht (9,81 m/ s²) gedeeld worden en
dat geeft een treingewicht 15002 kg ofwel 15 ton. Dit is uiteraard een
globale uitkomst (zie opm. c). Het gevonden globale
treingewicht van 15 ton heeft voor smalspoor een hele andere betekenis dan
voor normaalspoor Daarom zal op andere webpagina’s worden nagegaan wat
paardentractie betekend heeft voor smalspoor en normaalspoor. Maar nu eerst
de antwoorden op de vragen aan het begin van deze paragraaf over paarde(n)kracht.
Verwarrend is dat men het begrip paarde(n)kracht bij locomotieven op een
andere manier gebruikt dan bij paarden: · Trekkracht aan de haak · Topprestaties In elk geval kan het
volgende gesteld worden: Een loc (met een
motorvermogen) van 7,5 pk kon zeker aanzienlijk minder dan 7 of 8 trekpaarden
vervangen. Of omgekeerd: om één paard
te vervangen was een loc nodig met een motorvermogen dat aanzienlijk hoger
dan 1 pk lag. |
||||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||||
Voordelen van paardentractie Naast de hierboven besproken trekkracht waren er nog andere verschillen tussen een paard en een locomotief als tractie. Als voorbeeld is hieronder genomen de in 1910 geopende houtbereidingsinrichting „Crailoo" van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij te Hilversum [3]. Op de plattegrond ligt
onderin de spoorlijn Bussum (links) – Hilversum. Dwarsliggers ( de stapels
zijn aangeduid als LIGGERS) worden aangevoerd van en afgevoerd naar het
landelijke spoorwegnet via de twee sporen bovenin de plattegrond en de twee
sporen boven de spoorlijn Bussum – Hilversum. De twee sporen in het midden
dienen uitsluitend voor de houtbereiding en zijn het domein van het paard en
van twee verplaatsbare elektrische “keepschaafinrichtingen” waarmee de
dwarsliggers worden geschaafd op de plaatsen waar later de hellingplaten
zullen komen. Het paard kan deze keepschaafinrichtingen passeren dankzij de
vele overloopmogelijkheden. De ketels voor de houtbereiding bevinden zich in
het met M aangegeven Machinegebouw in het centrum. Loodrecht op het
normaalspoor ligt hier smalspoor (aangegeven door dunnere lijnen) waarop de
bij houtbereding gebruikelijke ketelwagentjes rijden die precies in de ketels
passen. De ketelwagentjes worden op normaalspoorwagens vervoerd van de stapels dwarsliggers naar het
Machinegebouw en van het Machinegebouw naar een keepschaafinrichting: |
||||||||||||
“Onze vos” van de HSM
houtbereidingsinrichting in Crailoo trekt in 1910 drie normaalspoorwagentjes.
Op elk daarvan staat – dwars geplaatst – één ketelwagen met dwarsliggers op
smalspoor. Op de achtergrond is het Machinegebouw te zien. Bron: Het geheugen
van Nederland → Het paard loop tussen de
rails; de voerman loopt ernaast. Het voorbeeld van Crailoo is
gekozen omdat uitgelegd wordt waarom daar voor paardentractie gekozen is [3]: |
|
|||||||||||
“Wij hebben voor deze beweegkracht de
eenigszins verouderde animale tractie gekozen om verschillende redenen, wel
in de eerste plaats om de groote lengte
van de bereidingssporen, waardoor het werken met kaapstanden minder
practisch is. Een electrische of
stoomlocomotief is te lastig wegens het omrangeeren. Een kabel zonder
einde met klemkoppelingen scheen ons ook minder gewenscht, daar beurtelings
op het eene en op het andere spoor gewerkt moet worden en door de wissels
gerangeerd moet worden. Hoewel de wagens
aanvankelijk wat zwaar liepen, doet onze vos (opm.
g) het tegenwoordig best en brengt hij dus de beladen wagentjes naar de
bereidingsinrichting en de ledige terug naar de keepschaafinrichting.” Er waren meer voordelen van
paardentractie ten opzichte van locomotieftractie. Samengevat: · Doorslaan · Flexibiliteit Verder kon
een paard kon vaak snel en desgewenst voor korte tijd gehuurd worden bij een
stalhouder of een boer in de omgeving. |
||||||||||||
|
De Utrechtse Gasfabriek kon
– in elk geval in 1891 -
een rangeerpaard met voerman per uur
huren. Een loc kon ook gehuurd worden, maar niet per uur: Goudriaan’s gaf huurprijzen per maand. ← Het nieuws van den dag, 13-10-1891 |
|||||||||||
· Het sporenplan kon heel eenvoudig zijn. |
||||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||||
Nadelen van paardentractie Nadelen van paardentractie
ten opzichte van locomotieftractie waren: · Een paard kon alleen trekken, maar niet duwen. · Remmen |
||||||||||||
Sleperspaard in de buurt van
Amsterdam, uitsnede uit een foto van Bernard F. Eilers [9] → De voerman houdt een (rode
?) vlag omhoog. Rechts van hem zijn op de achtergrond kipkarren te zien, Het
smalspoor in het wegdek maakt een semi-permanente indruk. Opvallend is de
afstand van meters tussen het paard en de (op de uitsnede niet eens
zichtbare) wagens. De evenaar hangt niet vlak voor de eerste wagen (zoals bij
’t Joppe) maar vlak achter het paard. |
|
|||||||||||
Wat betreft het remmen bij
normaalspoor: Het Zaanspoor was een raccordement tussen het station Wormerveer en een kade aan de Zaan [10]. De Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij had er van 1884 tot 1921 een paardenstal voor twee Belgische trekpaarden. Bij elke rit met een wagon ging een voerman mee en een spoorman, die met een stuk hout de goederenwagon tot stilstand moest brengen [10]. Ook voor de paardenspoorweg van de Twentsche Stoombleekerij
(TSB) te Goor is bekend dat elke rit door twee man begeleid werd. |
||||||||||||
Naast of tussen de rails |
||||||||||||
Beschouw een aantal wagens getrokken door een paard. Vanwege de baanweerstand oefent de trein een kracht een achterwaarts gerichte kracht uit op het midden van de eerste wagen. Ook het paard oefent een kracht uit op de eerste wagen. Op foto’s zijn de volgende situaties te onderscheiden: |
||||||||||||
A) |
Het paard loopt tussen de rails en de evenaar is verbonden met het midden van de eerste wagen. De (voorwaarts gerichte) trekkracht van het paard grijpt dus aan in het midden van de eerste wagen |
|||||||||||
B) |
Het paard loopt naast de rails en de evenaar is verbonden met het midden van de eerste wagen. Het paard trekt dus onder een hoek aan de eerste wagen. De
kracht waarmee het paard trekt kan daarom ontbonden worden in een component in
de rijrichting en een component daar loodrecht op. De component in de
rijrichting is kleiner dan de trekkracht die het paard uitoefent wanneer het
niet onder een hoek trekt. |
|||||||||||
C) |
Het paard loopt naast de rails en de evenaar is verbonden met de zijkant van de eerste wagen. De voorwaarts gerichte trekkracht van het paard en de achterwaarts gerichte kracht ten gevolge van de baanweerstand zijn nu wel evenwijdig met elkaar en met de rijrichting, maar de 2 krachten grijpen niet in hetzelfde punt aan. Daardoor is er een moment dat de eerste wagen wil doen draaien om een verticale as, zodanig dat de flens van het voorste wiel (nu aan de andere zijde dan die van het paard) tegen de rails wordt gedrukt. Dat geeft weer extra slijtage en extra baanweerstand. |
|||||||||||
Wanneer andere factoren geen rol spelen is het dus ideaal als het paard tussen de rails loopt (situatie A). Zulke factoren zijn: ·
Dwarsliggers · Remmen: zie hierboven onder de kop Mogelijkheden en beperkingen van paardentractie · Rangeren: zie hierboven onder de kop Mogelijkheden en beperkingen van paardentractie Verder moest voor het naast de rails lopen van het paard wel voldoende ruimte voor een paardenpad beschikbaar zijn en dat was niet altijd het geval, zoals uit dit voorbeeld blijkt. |
||||||||||||
Tenslotte Op andere webpagina’s zal apart worden ingegaan op paardentractie bij smalspoor en paardentractie bij normaalspoor. |
||||||||||||
Opmerkingen |
Er was één pony die buiten de arbeidstijden bij een boer in de wei of op stal stond. Later werd de naam Stichting Pony- en Motortram te Joppe omdat er na elkaar twee diesellocs bij gekomen waren. Behalve het historische rijtuig nr. 1 waren er later meerdere open en gesloten rijtuigen. Zie hier en daar en klik voor de complete geschiedenis. |
|||||||||||
|
Paardenkracht is een
ongelukkige, maar zeer ingeburgerde vertaling van het Engels horsepower.
Power heeft veel betekenissen, onder andere macht, (arbeids)vermogen en ook
kracht (gebruikelijker is echter force). Met horsepower wordt het
arbeidsvermogen van een paard bedoeld en niet de (trek)kracht. De paardenkracht is voor
1800 in Groot Brittannië bedacht en is dus gebaseerd op Angelsaksische
eenheden. Bij de omzetting naar continentale eenheden is afgerond, zodat er
enigszins verschillende pk’s bestaan. |
|||||||||||
|
De trekkracht hangt
uiteraard van het paardenras af. In [4] wordt een aantal oudere proeven
samengevat. Middelzware trekpaarden (Brabanders, Belgen, Ardenners) bleken
bij een snelheid van 4 km/uur (1,1 m/s) een trekkracht van 75 kgf ofwel 736 N
te ontwikkelen. Dat is een arbeidsvermogen van 1,1 pk ofwel 800 Watt. Voor een paardenommibus
werden andere rassen ingezet, want daarbij ging het om snelheden van circa 10
km/uur en Brabanders kunnen niet goed en niet lang draven. Het gaat hier om
een lagere trekkracht van 26 kgf (254 N) maar dankzij de hogere snelheid was
ook hier het arbeidsvermogen bijna 1 pk (700 Watt). Volgens deze brief [5] kon een paard
6 volle of 9 lege kipkarren trekken terwijl een pony (een klein paard) het tot 4 volle of 6 lege kipkarren bracht. De
trekkracht van een pony was dus ongeveer 2/3 van die van een “gewoon”
trekpaard. |
|||||||||||
|
Orenstein & Koppel adviseerde “Vervangt Uw paarden” door een motorloc van het type M. Die had een benzinemotor van 7,5 pk. De maximale trekkracht aan de haak in de eerste versnelling bij 4 km/uur ofwel 1,11 m/s was 382 kgf (zie hier) ofwel 3747 Newton. Daarbij werd in 1 s een mechanische arbeid (kracht x weg) geleverd van 1,11 x 3747 = 4163 Watt = 5,7 pk. Dat is 75% van het maximale motorvermogen van 7.5 pk. Ook de RT8 van Spoorijzer was bedoeld om paarden te vervangen. Via eenzelfde berekening als hierboven gaat het bij de opgegeven maximale trekkracht aan de haak van 360 kgf – weer in de eerste versnelling bij 4 km/uur – in 1 s om een via de trekhaak afgegeven arbeidsvermogen van 5,3 pk. Dat is 66% van het maximale motorvermogen van 8 pk. |
|||||||||||
|
Bij een paardentram en een paardenomnibus werkte een paard dagelijks circa 5,5 uur [4]. Maar daarbij ging het om paarden die met een snelheid van 10 tot 12 km/uur draafden. Voor een stapvoets lopend werkpaard wordt in [6] wordt 10 uur genoemd. Andere trekdieren houden het korter uit: een os en een muilezel 6 uur en een ezel maar 4 uur [6]. |
|||||||||||
|
Volgens een nog vrij recent onderzoek [7] leverden Belgische trekpaarden ná het aanzetten van een boerenkar een trekkracht van gemiddeld 857 N (dus wat meer dan de 736 N die bij 1 pk hoort). Bij het aanzetten zelf was de gemiddelde trekkracht 3618 N, dat is ruim 4 x meer. De maximale trekkracht van de paarden zou – bij gebruik van andere karren – nog hoger kunnen liggen. In [4] wordt een onderzoek geciteerd waarbij een paard een constante trekkracht levert van 60 kgf,
maar gedurende “korte momenten” 400 – 500 kgf, zeg circa 8 x zo veel. Volgens [8]] kan een paard
kortstondig tot wel 14,9 pk leveren. Details worden niet vermeld. Zie ook: https://www.natuurkunde.nl/opdrachten/1436/hoeveel-paardenkracht-heeft-een-paard (aanklikken werkt mogelijk niet; kopieer dan de link
en plak die in de browser) |
|||||||||||
|
Een
vos is een roodbruin paard. Kennelijk was “onze vos” het enige paard. Er was
een paardenstal, die aangegeven is met een gestileerde P naast een spoor dat
uitgaat van de draaischijf naast het Machinegebouw. In dat spoor lag een
weegbrug. |
|||||||||||
|
||||||||||||
Met dank aan: |
Heemkundevereniging Maas- en Swalmdal Milieu- en Heemkundevereniging Swalmen |
|||||||||||
|
||||||||||||
Bronnen: |
[1] |
Het betreft een digitale foto van een grote afdruk in Gemeenschapscentrum De Hamar te Belfeld. Volgens de Heemkundevereniging Maas- en Swalmdal is het negatief gemaakt door P. Buskens. |
||||||||||
|
[2] |
uit: '1001 mensen uit het Belfeld van toen', Jan van der
Biesen, 1996 |
||||||||||
|
[3] |
H.P. Maas Geesteranus, De nieuwe stapelplaatsen en houtbereidingsinrichting „Crailoo" van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij te Hilversum, De ingenieur no. 42, 15-10-1910. |
||||||||||
|
[4] |
G. Vrijburg, Paardentractie, Op de Rails 1983-4 p. 94/95. |
||||||||||
|
[5] |
Drents Archief, Toegang 0240: Griendtsveen Turfstrooisel Maatschappij B.V. en voorgangers; inventarisnummer 90: Locomotieven, 1924. Het inventarisnummer bestaat alleen uit deze brief van 1 kantje. |
||||||||||
|
[6] |
|||||||||||
|
[7] |
Zhao Ying
Cui, Towards objective draught performance measurement in heavy horses,
proefschrift Katholieke Universiteit Leuven, juni 2012. |
||||||||||
|
[8]] |
https://www.carkeys.co.uk/guides/does-one-horsepower-really-equal-the-power-of-one-horse |
||||||||||
|
[9] |
|||||||||||
|
[10] |
Henk Kolkman, Erikjan Sachse en René Jongerius, Het Zaanspoor
Deel I, Railmagazine 279 (2010). |
||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||||
|
{ |
|||||||||||
Terug/verder naar: |
||||||||||||
|
||||||||||||
|
||||||||||||