► Nieuw ◄ ► Zoeken ◄ |
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
Orenstein & Koppel type RL1 voor smalspoor (laatst gewijzigd op 22-05-2016) |
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
Tekening
van het Orenstein & Koppel type RL1 [1] |
||||||||||||||||||||
De dieselloc van het type RL1 leek uiterlijk sterk op de benzineloc van het type M. Net als bij dat type werkt de rem alleen op de achteras. De RL1 is wel – bij dezelfde radstand en wieldiameter – langer en heeft een motorkap in de vorm van een hondenhok, terwijl de vlakke motorkap van type M afgeschuinde zijkanten heeft. De bak aan de achterzijde van de RL 1 is bedoeld voor ballast. Dat lijkt logisch: de motor is voor de vooras geplaatst, dus voor een gelijke asbelasting is extra gewicht achter de achteras op zijn plaats. Het type M had ook zo’n bak, maar daarbij staat in de tekening dat het de zandkist is. |
||||||||||||||||||||
|
Zoals uit bovenstaande tekening en de foto’s hiernaast blijkt, zijn de aspotgeleidingen voor de voor- en achteras verschillend. ← De foto’s
van de aspotgeleidingen zijn op 2 augustus 2009 genomen in het Decauville Spoorweg Museum in de Harskamp
en betreffen de in onderdelen aanwezige loc 23 → De hoge aspotgeleiding (linker foto) ligt zonder aspot in een bak met onderdelen. Door de twee bouten los te nemen kan het onderste deel via sleufgaten verschoven worden en kan de ketting gespannen worden. De lage aspotgeleiding staat – compleet met aspot en veer – los tegen het frame (rechter foto). Hier kan niets verschoven worden. |
|
||||||||||||||||||
De lichte benzinetypes H1 en M hadden soortgelijke aspotgeleidingen. Zie hieronder voor een tekening van de RL1 aspotgeleiding. Duidelijk is dat bij de RL1 beide assen geveerd zijn. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar is bij het type M niet het geval. Hieronder is de situatie voor de RL1 in tekeningen weergegeven: |
||||||||||||||||||||
↓ Asophanging
vooras: aanzicht ↓ |
↓ Asophanging
achteras: aanzicht ↓ |
|
||||||||||||||||||
|
|
De aspotgeleiding op de linker tekening is gedeeld; het bovenste deel is vast met het frame verbonden. De twee delen zijn met bouten in sleufgaten verbonden. Door de bouten los te draaien kon het onderste deel (met de scheenplaten) verschoven worden om zo de kettingen te spannen. Bij de aspotgeleiding op de rechter tekening kan niets verschoven worden. Ook de allerlichtste benzineloc van het type M en de lichtste dieselloc type RL1 hebben deze ongelijke aspotgeleidingen bij voor en achteras. De zwaardere types H2 en RL2 hebben de vertrouwde aspotophanging met bladveren, die bij voor en achteras gelijk is. |
||||||||||||||||||
↓ Asophanging
vooras: doorsnede ↓ |
↓ Asophanging
achteras: doorsnede ↓ |
|
||||||||||||||||||
|
|
De bron van de
tekeningen is een via dr. Rolf Löttgers
verkregen lijst met reserve-onderdelen voor het
type RL I. Aan die lijst zijn tekeningen toegevoegd om aan te geven waar in
de loc de verschillende bestelnummers te vinden zijn. Men ziet dat de aspotten voor en achter (15753 en 15754) ongelijk zijn. De spiraalveren (15772) zijn bij de voor- en achteras wel gelijk. |
||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
Subtypes |
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
Aanvankelijk was sprake van het type RL1, zoals ook in de bovenste tekening is geschreven. Daar heeft de achteras de hoge aspotgeleidingen. Het vermogen was 10 pk. Dit type kwam vanaf 1928 in productie. Vanaf ergens in 1930 is in de leverlijst echter sprake van het type RL1a met een motorvermogen van 11 pk. Het achterschot is nog steeds een ballastbak. Bij dit type heeft de vooras de hoge aspotgeleidingen: |
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
Tekeningen
van type RL1a [2] |
||||||||||||||||||||
Hoe kunnen twee
kettingen (van versnellingsbak naar vooras en vooras naar achteras) gespannen
worden door alleen de vooras te verschuiven ? Het antwoord van Tjalling Ament
is: Beide kettingen zijn ongeveer even lang. Beide kettingen maken even veel
draaiuren, in dezelfde omstandigheden, met dezelfde kracht. In principe
zullen de kettingen even snel slijten, en kan dus volstaan worden met 1 punt
om de ketting te spannen. De kettingen die gebruikt worden zijn al vrij
nauwkeurig gemaakt. Het nadeel ten opzichte van een korte ketting vanaf de
versnellingsbak naar de achteras is: er is een langere ketting nodig, dus
hogere onderhoudskosten. Kettingen zijn (dure) slijtdelen. |
||||||||||||||||||||
Vanaf ergens in 1936 wordt
het type RL1c en wordt de RL1a bijna niet meer geleverd. De motor van de RL1c
levert dankzij een hoger maximaal toerental een maximaal vermogen van 14 in
plaats van 11 pk. De versnellingsbak van de RL1c heeft 3 versnellingen in
plaats van 2. Ook zijn er uiterlijke verschillen: het achterschot is geen bak
meer, maar een bij de hoeken omgezette plaat. De RL1c is hierdoor korter. Een
andere opvallend verschil is dat de achteras nu de hoge aspotgeleidingen
heeft. Hiermee kan dus alleen de ketting tussen voor- en achteras gespannen
worden (en niet de ketting tussen versnellingsbak en vooras). |
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
Overzicht |
||||||||||||||||||||
|
|
RL |
RL1a |
RL1c |
|
|||||||||||||||
|
Bouwjaren |
1928-1930 |
1930-1936 |
1936-1942 |
|
|||||||||||||||
|
Hoge asgeleiding |
achteras |
vooras |
achteras |
|
|||||||||||||||
|
Achterschot in de vorm van
een bak |
ja |
ja |
nee |
|
|||||||||||||||
|
Motorvermogen in pk |
10 |
11 |
14 |
|
|||||||||||||||
|
Versnellingen |
2 |
2 |
3 |
|
|||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
Opmerkingen: |
a) |
Zie deze tabel voor meer gegevens, deze lijst voor Nederlandse gebruikers en klik voor Nederlandse foto’s van de uitvoeringen: - RL1a: Gemeentewerken Bussum, Steenfabriek IJsseloord, Industrion (met cabine) - RL1c: aannemer Nederveen, deze webpagina van Ed Reijnders, DSM 23 en de restauratie daarvan |
||||||||||||||||||
b) |
Het lijkt er niet op dat de klant de keuze had tussen de RL1a en RL1c, maar eerder dat de RL1c in plaats kwam van de RL1a. |
|||||||||||||||||||
c) |
De op 22-05- 2016 uitgevoerde wijzigingen betreffen onder andere het noemen van de bronnen van de tekeningen en het noemen van de uiterlijke verschillen tussen de types RL1a en RL1c. |
|||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||
Met dank aan: |
Tjalling Ament, Arnoud Bongaards en Karlheinz Rohrwild. |
|||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
Bronnen: |
[1] |
Archief van de Nederlands(che) Heidemaatschappij bij het Gelders Archief. De adjunct-directeur van de Nederlands(che) Heidemaatschappij zat in een commissie die adviseerde bij de oprichting van de VAM (Vuil Afvoer Maatschappij). De VAM in Wijster kreeg smalspoor met locomotieftractie. Dit speelde in de jaren 1922-1932. |
||||||||||||||||||
[2] |
Gegevens en tekeningen gestuurd door Karlheinz Rohrwild. |
|||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||
|
{ |
|||||||||||||||||||
Terug/verder naar: |
Overzicht en gegevens vooroorlogse Orenstein & Koppel diesellocs |
|||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||