fabrieksspoor los

 

Welkom

Inhoud

Inleiding

Andere tractie

Spoorwijdte

Producenten

Import & handel

Eigenaars

Materieel

Links

Contact

Nieuw

Zoeken

 

 

Stoomtractie smalspoor

Stoomtractie normaalspoor

Motortractie smalspoor

Motortractie normaalspoor

 

Boeken

Aanvullingen

Tijdschriften

Raadsels

Loctypes

 

Steenfabriek Fortmond nabij Olst

 

Inleiding

Fortmond ligt binnen de gemeentegrenzen van Olst. Het is een schiereiland in de IJssel, dat is ontstaan doordat de IJssel hier een slinger maakt. In  Fortmond lagen twee steenfabrieken aan de IJssel: in het  noorden de N.V. Steenfabriek (te) Fortmond (waar het hier verder over zal gaan) en in het zuiden ’t Haasje. Zie ook de kaarten hieronder. Steenfabriek Fortmond dateert al van 1828. Voor de oudste geschiedenis wordt verwezen naar [1]. Na 1930 beschikte Fortmond over een vlamoven en een ringoven. Verreweg de meeste gegevens [2] stammen van na de Tweede Wereldoorlog. Het gaat daarbij vooral om taxatierapporten uit 1949, 1951, 1955 en 1960, die soms zelfs de fabrieksnummers van de locs vermelden. In die tijd (vanaf 1941 tot de sluiting in 1976) was de aannemer Christiaan Zanen te Bussum de enige eigenaar van de N.V. Steenfabriek te Fortmond. De steenfabrieken ’t Haasje en Fortmond zijn gedurende zekere tijd beiden in handen van families Bakhuis geweest, maar hadden  in de besproken tijd niets meer met elkaar te maken.

Fortmond logo.JPG

Topo 1965.JPG

De kleilijnen

 

← De kaart links is uit 1965.

De kaartfragmenten komen uit

www.watwaswaar.nl

 

Het smalspoor (geblokt) lag er toen nog. De klei werd op vrij korte afstand (een spoorlijn van circa 750 m) van de fabriek gewonnen in de Duursche Waarden (rechtsboven). In 1956 was de situatie ook ongeveer zo, terwijl er in 1976 geen smalspoor op de kaart meer te zien is.

Het voetveer van de steenfabriek Fortmond naar Veessen (waar de meeste werknemers woonden) valt net buiten het kaartfragment.

 

In 1953 was de smalspoorlijn veel langer (circa 2 km) en liep van de steenfabriek Fortmond met een boog om de steenfabriek ’t Haasje  naar de uiterwaarden ten zuiden van Fortmond.

De Duursche Waarden zagen er nog heel anders (met veel minder water) uit.

In 1934 lag deze lijn er ook al, maar in 1917 was er op Fortmond nog geen smalspoor te bekennen.

 

Terzijde: steenfabriek ’t Haasje  heeft nooit een kleilijn gehad, want de klei werd daar per schip aangevoerd [3]. Roef Ankersmit herinnert zich dat de klei op de winplaats (iets ten noorden van Wijhe) wel met een smalspoortreintje naar de IJssel werd gebracht [3].

.

Infrastructuur

Er lag smalspoor met de volgende spoorwijdtes:

-

70 cm

Het ging om de afdeling “kleisporen” (van de kleiput naar de kleibult bij de fabriek) en de afdeling “steenmaken grondaanvoer” (voor vervoer van de kleibult naar de fabriek)). Beide afdelingen beschikten over locomotieven. De locomotiefloods (soms locomotiefkeet genoemd) was van hout en had een pannendak. Hieronder wordt eerst al het tractiematerieel afzonderlijk besproken en vervolgens komt aan de orde hoe dit in 1960 gebruikt werd.

-

60 cm

Dit lag op het fabrieksterrein onder andere in en naar het persenhuis, de drooginrichting, de haaghutten, de vlamoven en het tasveld. Er waren geen locomotieven. Hier werden hier paarden gebruikt.

 

Paarden

In 1960 werd de stal bevolkt door 11 werkpaarden, ter waarde van in totaal f 8800. Elk van de beide nieuwste diesellocs werd hoger getaxeerd dan alle paarden samen. In 1955 waren er maar vier paarden en voor 1949 werden er geen paarden genoemd. Waarschijnlijk zijn de paarden in WOII gevorderd of opgegeten. Dat was na WOII een probleem voor veel steenfabrieken. Het fokken van verse paarden kost immers de nodige tijd als er maar weinig paarden zijn om mee te fokken.

← De in de open lucht onder het afdak gevormde stenen gaan met paardentractie over smalspoor met 60 centimeter spoorwijdte op weg naar de haaghutten, om daar te drogen worden gelegd [4].

 

In [4] zijn nog meer foto’s met paarden te vinden. De paarden lopen niet tussen, maar naast de rails. Ze worden steeds door jongens begeleid. Deze “hitterijders” zitten soms op de (ongezadelde) paarden. Ook het vervoer van de gedroogde stenen van de haaghutten naar de oven zal met paardentractie zijn gegaan.

 

Stoomlocomotieven

In 1949 en 1955 waren aanwezig een stoomlocomotief uit 1919 en een defecte stoomlocomotief (waarvan het bouwjaar niet wordt opgegeven). In 1951 had de taxateur het over een Maffei en een Henschel (zonder dat duidelijk wordt welke uit 1919 stamt). In 1960 zijn beide stoomlocs verdwenen. Uit vergelijk met [5] blijkt het volgende:

-

Maffei 3923 (1914) kwam in 1915 bij de steenfabriek van P.A. Bos te Arnhem. De loc ging in 1921 naar H.J. Bakhuis te Veessen, voor werk te Fortmond en wel als vvb (vervoerbare ketel) 2. De acte van het Stoomwezen is gedateerd op 03-11-1922. Hiermee is de zaak nu duidelijk (in [4] staat dat de loc vervolgens spoorloos is): Hendrik Jan Bakhuis was namelijk van 1908 tot 1925 eigenaar van de steenfabriek Fortmond. De Maffei ging dus in 1921 naar de steenfabriek en bleef daar. Dit was kennelijk de loc die defect raakte; men heeft de loc toen blijkbaar uit de keuring gehaald.

-

Henschel 17443(1920) kwam na enige omzwervingen als vvb 4 bij aannemer Zanen Czn te Bussum. Die stuurde de loc later naar zijn steenfabriek: het Stoomwezen verstrekte een op 22-03-1950 gedateerde acte als vvb 3 van de steenfabriek Fortmond. De acte werd al ingetrokken op 31-12-1954. De Henschel was kennelijk al in 1949 in Fortmond (keuring en verstrekking van de acte ging vaak traag) en fungeerde waarschijnlijk als opvolger op van de defecte Maffei. De Henschel kon al snel gemist worden omdat – zoals verder naar onder besproken wordt – moderne diesellocs werden aangeschaft.

image0-7.jpg

 

↑ Deze foto van de Historische Vereniging ’t Olster Erfgoed  [4] moet de Maffei betreffen, zo blijkt uit vergelijk met fabrieksfoto’s.

Waarom de schoorsteen een vonkenvanger heeft is niet duidelijk: de kleilijn lag in de uiterwaarden waar weinig brandgevaar te duchten was. Een interessant detail vormen de oliekannen op de ketel, tussen de zanddom en het machinistenhuis. Men zette de oliekannen bij de ketel om de olie warm te houden. Behalve de loc is er natuurlijk meer te zien. De heren gaan kennelijk per trein op weg naar de groeve, om daar de klei met de schop te steken. Ze reizen in ouderwetse houten bakkipwagens. De heer rechtsvoor zonder schop is de steenbaas Bernard van de Wetering (1894-1976).

Piet vertelt dat de klei per trein door de moerassige Duurse Waarden naar de fabriek werd vervoerd. Dat gaf nogal eens problemen. Soms was de ondergrond zo slap, dat de spoorrail tijdens het zware transport wegzakte. De locomotief viel dan om en sleepte de volgeladenwagons in zijn val mee. Dan was het groot alarm. Alle mensen werden opgetrommeld (het werk op de fabriek lag tijdelijk stil) om te helpen locomotief en wagons weer overeind te zetten. Er werd een hoge paal op drie poten naast de loc geplaatst met daarop een Weston takel. Vevolgens werd een ketting aan de loc bevestigd, waarmee hij langzaam maar zeker door mankracht overeind werd getakeld. Daarna moesten de wagons overeind worden getrokken, op de rails gezet en weer worden volgeladen met de afgevallen klei. Na anderhalf uur was de klus geklaard en ging iedereen over tot de orde van de dag” [6].

 Oberursel benzollocomotieven

 

Oberursel 8502.jpg

Oberursel 8405.JPG

Beide Oberursel benzol locomotieven waren van hetzelfde 22 pk type. Als bouwjaar wordt 1915 genoemd (in het taxatierapport uit 1949). Het is onwaarschijnlijk dat ze in dat jaar bij de steenfabriek Fortmond zijn gekomen, want er lagen toen immers nog geen kleisporen (zie de tekst bij de kaartfragmenten). De fabrieksnummers 8405 en 8502 wijzen op aflevering in 1922/23. Mogelijk zijn de locs in 1915 gebouwd en pas in 1922/23 uit voorraad geleverd.

In 1949 en 1955 wordt de toestand van de ene Oberursel omschreven als defect; in 1951 als niet compleet. In 1960 is er nog steeds één “oude eencilinder diesellocomotief met horizontale motor” aanwezig (een foutje van de taxateur: het ging om benzol, niet om diesel).

 

Orenstein & Koppel

Alleen in 1955 wordt een gehuurde O&K diesellocomotief genoemd.

 

Diema’s

Volgens de taxatie van 1960 (waarvan hieronder enkele fragmenten zijn weergegeven) waren de hieronder genoemde drie Diema’s (plus nog één Oberursel) aanwezig. In 1955 waren de Diema’s er nog niet. Daarom zal in elk geval de DS 22 uit 1953 gebruikt gekocht zijn. Waarschijnlijk heeft deze Diema eerst de genoemde revisie bij Diema agent IVB ondergaan alvorens naar Fortmond te gaan.

Fortmond Diema 1653 plus Oberursel.jpg

Diema 1653 is na enige omzwervingen van 1981 tot 2006 met een uiterlijk als van een stoomloc bij de De Flevohof/Walibi Flevo/ Six Flags in Biddinghuizen (600 mm) geweest en is nu loc 15 van het Rijssens Leemspoor.

Fortmond Diema 1885 plus dito.jpg

Ook de geschiedenis van Diema 1885 is dankzij het fabrieksnummer te volgen (zie hieronder). Dat geldt helaas niet voor een derde Diema. Er staat wel dito, maar de waarde was veel minder. Dito zal ouder geweest zijn dan de beide andere Diema’s.

Brickburgersklein.JPG

Bovengenoemde Diema 1885 is na de sluiting van de steenfabriek in Fortmond in 1976 via de indertijd bekende handelaar Smit in Mook naar de steenfabriek Staartjeswaard in Beuningen gegaan. Die ging echter in 1982 dicht.

 

← Op 18 juni 1999 stond Diema 1885 bij de steenhandel Brickburgers in Reuver met twee kipkarren als monument opgesteld. Aan de motorkap is een brievenbus bevestigd.

 

Meer over de levensloop van de genoemde Diema 1653 en 1885 staat in de Diema lijst van Toon Steenmeijer. Meer over de types DS 22 en DS 30 staat hier.

Situatie in 1960 [2]

De afdeling “kleisporen” beschikte over onder andere:

·       de Diema DS 30 en het “dito exemplaar”;

·       28 kipwagens met 1 m3 inhoud en lopend op rollagers;

·         502 m spoor van 10 kg/m op dakbiels, met 3 wissels;

·       1021 m spoor van 14 kg/m op houten dwarsliggers, met 1 wissel;

·         462 m spoor van 22 kg/m op houten dwarsliggers, met 1 wissel.

De afdeling “steenmaken grondaanvoer” beschikte over onder andere:

·       de Diema DS 22 en de overgebleven Oberursel benzineloc;

·       37 kipwagens met 1 m3 inhoud en lopend op rollagers;

·       135 m spoor van 10 kg/m op stalen biels;

·       867 m spoor van 14 kg/m op houten dwarsliggers, met 6 wissels;

·       104 m spoor van 22 kg/m op houten dwarsliggers, met 3 wissels.

 

 

 

 

│In totaal

│1985 m

 

 

 

│in totaal

│1106 m

 

 

 

 

│Er lag in totaal 3091 meter 70 cm spoor.

│Verder was er nog aan losse rails in voorraad:

  53,6 m van 13    kg/m (  8    cm hoog)

│661,8 m van 16,5 kg/m (  9    cm hoog)

  99    m van 20    kg/m (10    cm hoog)

│253    m van 22    kg/m (10,5 cm hoog)

  40,5 m van 23,5 kg/m (11    cm hoog)

│662,5 m van 28    kg/m (12    cm hoog)

│Dat maakt samen 1894 meter ofwel een kleine km spoor

Het verschil in railprofielen is opvallend. Mogelijk is men tot verschillende profielen gekomen omdat men die geodkoop op de kop kon tikken. Bij een ander profiel hoort niet alleen een andere hoogte, maar ook een andere breedte van de railkop. De overgangen tussen de verschillende profielen zullen zijn bijgeslepen en/of er zijn speciale lasplaten gebruikt.

Ter vergelijk: in 1946 was er maar weinig losse rails  en lag er 3140 meter 70 cm spoor, dus ongeveer evenveel als in 1960 (ondanks het langere traject naar de put). Het ging toen om andere profielen (16,5 - 20 - 23,5 - 28 kg/m), die in het bovenstaande alleen als losse rails voorkomen. Kennelijk heeft men tussen 1946 en 1960 het 70 cm spoor totaal vervangen, ongetwijfeld omdat het totaal versleten was. Daarbij is gekozen voor lichter spoor (en dat kon omdat de Diema’s lichter waren dan de stoomlocs). Het oude spoor is wel deels als reserve bewaard.

 

Verder was er in 1960 meer dan 6 kilometer 60 cm spoor, nu wel allemaal van het zelfde profiel (7 kg/m):

  steenmaken Waalformaat           

  steendrogen Waalformaat

  steenmaken dikformaat

  steendrogen dikformaat

  handvorm

  vlamoven: in/uitrijden; stoken

  ringoven: in/uitrijden; stoken

2084 meter

  350

2126

  645

  188

  632

  255

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het einde

In 1946 schreef Fortmond aan de belastinginspecteur te Bussum (waar eigenaar Zanen immers woonde) dat het bedrijf een mislukking was omdat de kunstmatige drogerij voor straatklinkers niet voldeed en ook niet geschikt te maken was. Men wil daarom ’s zomers 8 miljoen straatklinkers in de vlamoven te maken en ’s winters 4 miljoen stenen in de ringoven. Die stenen zouden dan bij de ringoven gedroogd moeten worden. Kennelijk lukte dat, want er is immers in onder andere de Diema’s geïnvesteerd. Maar het taxatierapport van 20 sept 1955 meldde dat van de in eigendom zijnde gronden 6 hectare niet in aanmerking kwam voor kleidelving. Bij de andere 18 hectare was door boringen een kleidikte van gemiddeld 1,5 meter vastgesteld ofwel in totaal 270.000 kuub klei. Per jaar werd toen 30.000 kuub gebruikt. Na negen jaar (in 1964) zou de fabriek dus geen levensvatbaarheid meer hebben, tenzij andere grond zou worden aangekocht. Er bleek echter nog een andere mogelijkheid te zijn [7]: een steeds groter deel van de klei werd per schip aangevoerd.

Door de toepassing van asfalt daalde de vraag naar straatklinkers drastisch. Hierdoor werd de ringoven overbodig; de vlamoven werd omgebouwd voor de productie van metselstenen [6]. Er vond nog een sterke modernisering plaats: in een advertentie uit 1970 [8] wordt gemeldt dat ruim 30 man het werk van ruim 100 man in 1960 doen en dat ’s winters kan worden doorgewerkt dankzij het drogen met aardgas. Dat laatste zal het einde van het smalspoor bij de haaghutten hebben betekend.

Inderdaad werd er al in 1967 smalspoor van 7 en 9 kg/m te koop aangeboden [8]. Een deel van het smalspoor vond een nuttige bestemming bij de Ponytram Joppe [9]; een ander deel werd gebruikt bij afrasteringen in de omgeving:

 

Hergebruik van railstaven als afrasteringspaal, Fortmond, 27-07-2016. Foto: Lammert Zwanenburg →

Rails 2 148 mm.jpg

Fortmond 004.JPG

 

Het beeld van de neerslager op de IJsseldijk bij het magazijn van de “Dijkstoel van Salland 2de rot” vlakbij Fortmond herinnert niet alleen aan de Steenfabriek (te) Fortmond, maar ook aan de andere Olster steenfabrieken. Het beeld is in 1988 door Theo Schreurs gemaakt voor de machinefabriek Aberson in Olst, een bekende leverancier van machines voor de steenfabrieken, zoals excavateurs en persen. Toen Aberson failliet ging, werd het beeld verplaatst. De neerslager legt pas gevormde, ongebakken stenen te drogen, 1 mei 2010 →

 

De steenfabriek te Fortmond is in 1976 gesloten wegens de sanering in de baksteenindustrie. Op het moment van de sluiting produceerde de fabriek 14 miljoen stenen per jaar [1], iets meer dan in de plannen van 1946, en met veel minder medewerkers (25 in plaats van 70).

De ringoven en de schoorsteen vormen nu een rijksmonument. De schoorsteen is bij de restauratie ingekort, maar is nog steeds indrukwekkend. Het monument is door een hekwerk afgesloten, maar een vrij toegankelijke, 9 meter hoge uitzichttoren biedt een fraai gezicht op het monument en de omgeving.

Een klein deel van het 60 cm spoor is door dhr. Montenberg gebruikt voor zijn Ponytram in Joppe.

 

← Op 1 mei 2010 leek deze wegovergang met contrarails het enige restant van het smalspoor. Aan de overkant van de IJssel ligt het dorp Veessen. Net als vroeger vaart nu weer het “Kozakkenveer” tussen Veessen en de steenfabriek. Tegenwoordig is dat vooral voor de toeristen; vroeger was het voor de werknemers van de steenfabriek.

 

Fortmond aflegger.jpg

 

Samenvatting

 

Rond de aloude steenfabriek Fortmond lag meer dan 6 km 60 cm spoor met paardentractie, onder andere voor het vervoer van  naar de haaghutten en van steenkool naar de ovens. Steenfabriek Fortmond legde omstreeks 1922 een 70 cm spoor aan naar de kleiputten ten zuiden van de fabriek. Ter beschikking stonden een Maffei stoomloc en twee Oberursel benzollocs. In 1949 werd de defecte Maffei vervangen door een Henschel stoomloc. Van de Oberursels was er toen al één buiten gebruik.

Tussen 1953 en 1955 werd overgeschakeld van kleiwinning in de uiterwaard ten zuiden van Fortmond naar kleiwinning in de Duursche Waarden. De hiervoor benodigde smalspoorlijn was aanzienlijk korter dan de oude. In 1960 waren er drie Diema diesellocs en nog steeds die ene Oberursel. Het is jammer dat die niet museaal bewaard is. Wel bestaan twee Diema’s van Fortmond nog en is er – voor een steenfabriek – relatief veel archiefmateriaal.

 

Met dank aan:

Toon Steenmeijer, Roef Ankersmit, Gerard de Graaf, Jan van Weeghel en Lammert Zwanenburg..

Bronnen:

[1]

 

Eric Giesbers; “Steenfabrieken in Deventer en omgeving; Vergeten ruïnes langs de IJssel”; Deventer Jaarboek 2005. Aangevulde tekst op www.sied.nl

[2]

Archief van de N.V. Steenfabriek te Fortmond (1889) 1933-1968, berustend bij het Historisch Centrum Overijssel.

[3]

Informatie van Roef Ankersmit. De steenfabriek 't Haasje (1851-1963) is altijd van zijn familie geweest.

[4]

Tip van Jan van Weeghel: Veessen-Fortmond-steenfabriek op http://www.mijnalbum.nl/

Klik op Openbaar album en voer als zoekterm bijvoorbeeld Fortmond in. Dit album bevat 111 foto’s, van de tijd van de veldoven tot het einde, maar niet alleen van de steenfabriek.

[5]

Zie dit boek.

[6]

Hilferink, J.D; Olster Portretten; Historische Vereniging 't Olster Erfgoed, 2003.

[7]

Hilferink, J.D; Bedrijvigheid in Olst; opkomst en ondergang van een plattelandsnijverheid; Historische Vereniging 't Olster Erfgoed, 2003.

[8]

Zwolse Courant.

[9]

Johan Montenberg en zijn ponytrammetje

 

 

{

aanvullingen op het boek “Smalspoor in bedrijf”

Terug/verder naar:

Nieuw                                    Home                                         Inhoud