Welkom

Inhoud

Inleiding

Andere tractie

Spoorwijdte

Producenten

Import & handel

Eigenaars

Materieel

Links

Contact

Nieuw

Zoeken

 

Stoomtractie smalspoor

Stoomtractie normaalspoor

Motortractie smalspoor

Motortractie normaalspoor

 

Boeken

Aanvullingen

Tijdschriften

Raadsels

Loctypes

 

 

 

 

 

Hawthorn Leslie Kraanlocomotief

geplaatst: 05-08-2021

 

Inleiding

 

In tegenstelling tot de als zodanig gebouwde stoomrailkranen en motorrailkranen, zijn kraanlocomotieven min of meer normale locomotieven die als extra van een kraan voorzien zijn [1]. Een bekend voorbeeld vormen de als kraanloc uitgeruste NS sikken.

 

De Britse fabriek Hawthorn Leslie (na 1937 RSH = Robert Stephenson & Hawthorn) heeft 81 stoomkraanlocomotieven gebouwd in de periode 1880 – 1950 [2]. Stoomkraanlocomotieven waren ingewikkelde apparaten.

De drie elementaire kraanfuncties zijn:

·       Hijsen
Van Dale definieert hijsen als: in de hoogte halen, naar boven trekken door middel van over katrollen lopende touwen.

·       Toppen
Dat is het verstellen van de kraanarm (= giek) om een horizontale as.

·       Zwenken.
Dat is het draaien van de kraan om een verticale as.

Wanneer een stoomkraanlocomotief over deze drie functies zou moeten beschikken, zouden er – naast de cilinders voor de voortbeweging – drie extra stoommachines nodig zijn. Men zag dan ook vaak van één functie af en dat was bijna altijd het toppen. Met andere woorden: veel stoomkraanlocomotieven hadden een vaste kraanarm.

De Engelse locomotieffabriek Hawthorn Leslie maakte een geheel andere keuze door af te zien van de hijsfunctie.

 

 

↑ Advertentie in het tijdschrift The Engineer van 1895-05-10, p. 398 ↑

Op basis van deze advertentie bestelde scheepswerf De Schelde in Vlissingen een kraanloc.

De rode pijl geeft het draaipunt van de giek aan. Aan de giek zijn op vaste plaatsen 3 hijshaken bevestigd.

 

De giek kon versteld worden, maar dat ging niet – zoals indertijd gebruikelijk –met een kabel, katrollen en een door een stoommachine aangedreven lierwerk. De giek was een hefboom met (zeer) ongelijke armen. Het draaipunt is in bovenstaande figuur met een rode pijl aangegeven. Aan de korte arm was een verticale stang bevestigd die aan de onderzijde verbonden was met een zuiger in een verticaal geplaatste stoomcilinder. Boven de zuiger heerste dezelfde druk als in de stoomketel. De druk onder de zuiger was in te stellen tussen atmosferische druk en de keteldruk. Wanneer de druk onder de zuiger atmosferisch was, drukte de volle keteldruk de zuiger – en dus de korte arm van de giek – omlaag. De lange arm van de giek ging dan omhoog. In het andere uiterste geval, namelijk dat ook aan de onderzijde van de zuiger de volle keteldruk heerste, gaf het gewicht van de giek de doorslag en ging de de zuiger omhoog en de lange arm van de giek omlaag. Er kon dan een last bevestigd worden aan één van de drie op vaste posities aan de lange arm gemonteerde haken. Het maximale hefvermogen was als volgt [3]:

 

Haak op

610 cm

488 cm

366 cm

uit het centrum

2 ton (opm. a)

3 ton

4 ton

 

 

Deze gepatenteerde kraanlocomotief had dus geen katrollen, kabel en lierwerk, niet om te hijsen en niet om te toppen.

 

Kraanloc Willy van scheepswerf De Schelde in Vlissingen

 

De in 1875 opgerichte scheepswerf De Schelde in Vlissingen kreeg in 1881 spooraansluiting. Aanvankelijk was er geen eigen tractie. Naar aanleiding van de advertentie in de bovenste foto bestelde de scheepswerf De Schelde in Vlissingen in 1895 een kraanloc bij Hawthorn Leslie.

↑ Willy van de Koninklijke Maatschappij De Schelde te Vlissingen (opm. b), periode 1895-1929 [4]↑

Wanneer de kraan niet gebruikt werd, rustte de giek op een aan de schoorsteen bevestigde steun. De giek mist de middelste haak.

 

De eigenlijke kraan rust op een nog nader te bespreken cilindrische toren en is voorzien van een (op bovenstaande foto zichtbare) tandkrans. Een aan de zijde van de schoorsteen tegen de toren bevestigde kleine stoommachine met vliegwiel (opm. c) zorgt voor het zwenken van de kraan door middel van een rondsel dat in de tandkrans grijpt.

Scheepswerven hielden staalplaat en profielen in voorraad in een “platenpark” (ook sorteerpark genoemd). Eén van de taken van Willy was om in het platenpark platen op een platte wagen te leggen en vervolgens met die wagen naar de “scheepsbouwhal” te rijden. Daar werden de platen in de juiste vorm geknipt en gebogen en werden er gaten in geboord. Vervolgens gingen de platen naar een in aanbouw zijnd schip op een helling.

Over een andere belangrijke taak van Willy werd in 1904 bericht [5]: “Met het net der S.S. is de werf verbonden door een eigen spoorbaan, waarover een kraan-locomotief dagelijks de benoodigde waggons kolen en materialen aanvoert. Deze spoorbaan verbindt de fabriek ook met de Havenwerken, die door de Maatschappij „de Schelde" worden geëxploiteerd en waar zich een 50-tons Fairbairn-kraan bevindt, die tevens  ingericht is als kolentip”.

 

 

Detailfoto’s

 

De scheepswerf van de Engelse firma Doxford & Sons in Pallion (Sunderland) heeft in totaal niet minder dan tien kraanlocs van het beschreven type gehad. De laatste vier zijn in 1940 (2 stuks) en 1942 gebouwd en waren nog steeds van hetzelfde 4 tons type als Willy. Ze gingen pas in 1971 uit dienst [2] en zijn alle vier museaal bewaard gebleven. Daardoor zijn er diverse verhelderende foto’s beschikbaar:

 

Niet alleen het kraangedeelte, maar ook het locomotief gedeelte was bijzonder en aangepast aan het gebruik als kraanloc:

 

De ketel en “toren” van de Southwick (ex Doxford & Sons) bij  de Keighley and Worth Valley Railway in Ingrow,

12-12- 2012. Foto: George Bowler →

 

De cilindrische toren bestaat van onder naar boven uit: asla, buitenvuurkist en de ruimte met de verticale stoomcilinder voor het toppen van de giek. De desbetreffende stang steekt er aan de bovenkant uit.

 

 

Een cilindrische vuurkist is moeilijk voorstelbaar. De binnenvuurkist was ter plekke van de pijpenplaat dan ook niet cilindrisch gebogen, maar gewoon vlak:

 

De binnenvuurkist van de Southwick (ex Doxford & Sons) bij  de Keighley and Worth Valley Railway, 2012.

Foto: George Bowler →

 

Volgens een Engels forum waren de Hawthorn Leslie kraanlocs perfect ontworpen machines, want alle onderdelen waren gelijktijdig versleten !

Anno 2021 is de Southwick dan ook nog steeds in onderdelen uiteengenomen. Het belangrijkste probleem is de financiering van een nieuwe vuurkist.

De hier getoonde foto’s van George Bowler staan op de website van de Tanfield Railway omdat die de zusterloc Hendon in opslag heeft staan.

Southwick binnenvuurkist 2012.JPG

 

In het kader van de renovatie van de kraanloc Southwick werd in 2012 bij de Keighley and Worth Valley Railway in Ingrow het kraangedeelte van de rest gescheiden. Foto: George Bowler →

 

In het centrum ziet men de zuigerstang die uit de verticale cilinder steekt waarmee men de giek verstelt. Bovenin de tandkrans en rechtsonder het rondsel voor het zwenken van de kraan.

 

Het einde van kraanloc Willy

 

Willy was de enige kraanloc die in Nederland gestoomd heeft. Ze werd in 1929 na 34 jaar door De Schelde buiten dienst gesteld. In hetzelfde jaar werd een nieuwe stoomloc van Orenstein & Koppel in gebruik genomen. Die kreeg ook de naam Willy. Het was een gewone stoomloc. Voor het hijswerk in het platenpark waren ondertussen verschillende locomotiefkranen (dus geen kraanlocomotieven zoals Willy) in gebruik genomen. Een locomotiefkraan heeft doorgaans een snel op te stoken verticale waterpijpketel. Er is maar één stoommachine die een hoofdaandrijfas aandrijft. Aan die hoofdaandrijfas kunnen door middel van koppelingen tandwielen gekoppeld worden, die de beweging voor de verschillende functies overbrengen.

Opmerkingen:

a)

Het gaat hier om Britse tonnen. Een “Imperial ton” is 2240 pound en dat is 1016 kg. Omrekenen is daarom niet nodig.

b)

In de leverlijst [2] staat als klant “Koninklijke Maatschappij” en als bedrijfsnummer/naam van de loc “De Schelde”. Op de foto is de naamplaat Willy duidelijk op de waterbak te lezen. Ook het Stoomwezen gebruikt de naam Willy. Het lijkt niet bekend waar de naam Willy vandaan komt.

c)

Volgens [2] gaat het om een tweecilinder en volgens [3] om een driecilinder stoommachine.

Met dank aan:

Pierre de Greeuw

Bronnen:

[1]

Kraanlocomotieven en locomotiefkranen.

[2]

Rowland A.S. Abbott, Crane locomotives: A survey of British practice , Goose and Son Publ., London, 1973.

[3]

Bob McKillop, Eskbank, an industrial crane tank locomotive, Light Railways (Australia's Magazine of Industrial and Narrow Gauge Railways), No 170, April 2003.

[4]

Mike Morant Collection.

[5]

Jos. van Raalte, De werkplaatsen der Koninklijke Maatschappij „De Schelde" te Vlissingen, De Ingenieur; jrg. 19, 1904, no 32, 06-08-1904.

 

 

 

 

 

 

 

{

Overzicht van stoomloctypes op normaalspoor                

Terug/verder naar:

 

 

Nieuw                                    Home                                         Inhoud