►
Nieuw ◄` ► Zoeken ◄ |
||||||||||
Bijzondere kolentips voor zeeschepen geplaatst: 18-02-2021, aangevuld 19-02-2021 Op een andere webpagina wordt het gewone model van kolentips voor zeeschepen besproken: een hoge stalen constructie waarin een op een platform vastgezette kolenwagen omhoog gehesen en gekipt werd, zodat de kolen via een stortgoot in het ruim van een schip vielen. Maar niet alle Nederlandse kolentips voor zeeschepen voldeden aan dit model. Op deze webpagina worden de afwijkende types besproken. |
||||||||||
|
||||||||||
Delfzijl In Delfzijl werd voor rekening van de Staat een hydraulische kolentip gebouwd die bedoeld was voor “Westfaalse kolen”. De Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (SS) nam in 1891 de exploitatie op zich. De kolentip te Delfzijl belaadt in
1912 een zeilschip. Collectie Spoorwegmuseum → Het uiterlijk werd vooral
bepaald door een een 23 meter hoge beweegbare bok [2]. In de takels van de
bok hangt uiterst links de ‘emmer’ met de kolen. Achter de bok bevindt zich
het machinistenhuis met daarachter (rechts ervan op de foto) de uitgebreide
hydraullische installatie. Daaronder is het golfplaten dak te zien van het
ketelhuis. De kolentip werd geleverd
door de firma Ludwig Stückenholz in Wetter a/d Ruhr [1]. Dat was indertijd
een bekende fabrikant van hijskranen en één van de bedrijven waaruit in 1910
Demag ontstond. De werking van de kolentip
wordt uitgelegd onder de tekening hieronder. |
|
|||||||||
Tekening uit [2] ↓ |
||||||||||
|
||||||||||
De werking van de kolentip
was als volgt (zie de tekening hierboven): De te tippen kolenwagen
werd met een hydraulische kaapstander op een platform getrokken. Het plaform
werd gekipt met een onder het platform geplaatste hydraulische cilinder. Deze
getipte toestand is in de tekening hierboven aangegeven. Het platform werd
dus niet geheven. De kolen gleden in een put en werden daar in een “emmer”
opgevangen (in de tekening zweeft de emmer boven de put, terwijl de kolen er
onder in de put vallen. Dat zal in de praktijk niet zijn voorgekomen). De volle emmer werd met de
bok opgehesen. Vervolgens liet men de kraanarm zakken tot de emmer in de
gewenste positie boven het scheepsruim hing. Daarna liet men de emmer zakken
tot vlak boven de al gestorte kolen. De emmer had een losse bodem die door
een harnas om de emmerwand met een kabel was verbonden. De emmerwand hing aan
een andere kabel. Door eerstgenoemde kabel te vieren kon men de bodem uit de
emmer laten zakken en vielen de kolen vrijwel meteen op de al aanwezige
kolen. Het doel zal zijn geweest om vergruizing te voorkomen. Er was nog een alternatieve
mogelijkheid (gestippeld, linksboven in de tekening): De kolenwagen kon op een
los platform gereden worden. Dit werd door de bok opgehesen en in de goede
positie boven het scheepsruim gebracht en tenslotte met behulp van een extra
kabel getipt. |
||||||||||
|
||||||||||
Detail van
de kaart in [3]: een dubbelsporige spoorlijn loopt van het
stationsemplacement (links) naar de kolentip (rechtsonder). De lege wagens liepen
vanwege een helling vanzelf terug naar het emplacement. |
||||||||||
|
||||||||||
Opvallend is het ontbreken
van de voor kolentips gebruikelijke draaischijf. Het lijkt onwaarschijnlijk dat
de grote draaischijf voor stoomlocs ook voor kolenwagens gebruikt werd.
Waarschijlijk was er geen draaischijf nodig: een wagen met remmershuisje aan
de verkeerde kant kon met het losse plaftorm getipt worden, De plaats van de
extra kabel bepaalde dan welke kant op gekipt werd. Er zijn cijfers beschikbaar
voor het overslaan van cokes [4]: “Zooals men weet
behoort hier tot de havenwerken een zoogenaamde kolentip. Welk gebruik
daarvan wordt gemaakt, kan blijken uit onderstaand staatje van door dit
middel verladen of wel getipte cokes”: |
||||||||||
|
`Jaartal |
1893 |
1894 |
1895 |
|
|||||
|
Aantal schepen |
20 |
26 |
32 |
|
|||||
|
Ton cokes |
4912 |
8655 |
10300 |
|
|||||
|
Aantal wagens |
457 |
795 |
936 |
|
|||||
Na wat gecijfer volgen de volgende
conclusies: Gemiddeld bevatten de
kolenwagens 10 ton steenkool. De emmer kon de lading van 1 kolenwagen - 10
ton dus - bevatten [2]. Dat was normaal in die tijd, maar de kolentip was dus
niet voorbereid op de latere wagens met 15 en 20 ton laadvermogen. Er kwam gemiddeld slechts
eens in de 2 weken een schip bij de kolentip en daarin werd gemiddeld rond de
300 ton cokes geladen. Daarvoor waren circa 30 wagens nodig. “Het lossen van
een wagen kan in 5 minuten tijds geschieden” [2]. Daarmee kostte het lossen
van een trein een uur of drie. Het zal in de weerbarstige praktijk wel langer
geduurd hebben, maar het zal binnen een dag bekeken zijn geweest. Daarmee was
de kolentip gemiddeld slechts circ 25 dagen per jaar in bedrijf. In Rotterdam enAmsterdam waren
machinegebouwen (met stoomketels, stoommachines en pompen), die hijskranen,
kaapstanders em kolentip(s) van water onder druk voorzagen. Als een kolentip
een tijdlang geen werk had, betekende dat dus niet dat de vuren gedoofd
moesten worden, want er waren altijd wel hijskranen aan het werk. Maar de
kolentip in Delfzijl had een eigen machinegebouw, waarop behalve de
kaapstander van de tip geen andere werktuigen waren aangesloten, Als het
volgende schip pas over 2 weken verwacht werd, moest het vuur gedoofd worden
(en later weer worden opgestookt) of de SS moest zien het vuur op een laag
pitje brandend te houden. Dat was allebei economisch niet aantrekkelijk. Rond 1901 werd de haven van
het Duitse Emden aan de andere oever van de Eems sterk verbeterd en kreeg
onder andere een hypermoderne elektrische kolentip naar verbeterd Rotterdams
model. In 1917 was er sprake van verbetering van de haven van Delfzijl,
inclusief de bouw van een nieuwe kolentip in Delfzijl. De plannen werden
grotendeel uitgevoerd, maar in 1920 werd de betonnen onderbouw van de
bestaande kolentip opgeblazen zonder dat er een een nieuwe kolentip voor in
de plaats kwam. |
||||||||||
|
||||||||||
Vlissingen Ìn 1875 had de Duitse kanonnenkoning
Krnpp het plan om het vervoer van rails en kanonnen uit zijn fabriek per
spoor naar Vlissingen en van daar per schip te laten plaats vinden. Hij
huurde in Vlissingen een terrein van 6000 vierkante meter aan de Tweede
Binnenhaven, voornamelijk voor opslag van spoorstaven. Dit gaf de doorslag
tot den bouw van een “Fairbairn” kraan van 50 ton draagvermogen eu 12 m
vlucht [5]. De Britse ingenieur Fairbairn had in 1850 patent gekregen op een
kraantype met gebogen giek dat speciaal geschikt was om hoog boven de kade
oprijzende zeeschepen te lossen en te laden. De giek was een uit vele secties
bestaande gebogen kokerbalk. De functies waren beperkt: draaien en hijsen. De
meeste Fairbairn kranen werden door menskracht gedreven en bij het Vlissingse
exemplaar was dat aanvankelijk ook zo: “Een gewicht van 50.000 kg spoorstaven
werd omhoog geheschen, terwijl tot dit verbazende werk slechts enkele mannen
noodig waren” [6]. Krupp verhuisde in 1877
toch maar naar Rotterdam. De al bestelde kraan was in augustus 1878
geinstalleerd [6] en werd in 1891 van handkracht op stoomkracht omgebouwd
[7]. In 1903 – dus 25 jaar later – deed zich een nieuwe ontwikkeling voor: |
||||||||||
“Met de installatie van den kolentip op het terrein der
havenwerken zal eerstdaags een begin worden gemaakt. Voor dit doel wordt de
bestaande 50 tons kraan ingericht, waarvoor een Engelsche firma is
gecontracteerd. Het geheel wordt geraamd op ruim tienduizend gulden en zal in
staat zijn geheele waggonladingen kolen of cokes in een minimum van tijd te
laden” [8]. In een spoor op de kade
werd een uitsparing gemaakt waarim precies een los platform paste. Een volle
kolenwagen werd het platform opgetrokken of een geleegde eraf. Gemeentearchief Vlissingen, periode
1930-1940 → De onderstaande foto toont
hoe de Fairbairn kraan het platform ophijst en boven een scheepsruim laat
kantelen. Het gaat daar om een binnenschip, maar er werden ook zeeschepen
beladen [9]: “Sedert door de Koninkijke
Maatschappij De Schelde aan de groote kraan aan de Binnenhaven een kolentip
is gemaakt, zijn reeds den laatsten tijd enkele zeilschepen door middel van deze tip geladen. Thans wordt de
volgende week het Russisch stoomschip Grmat Todieben verwacht om, met
bestemming naar Riga, 2000 ton cokes
en kolen met de tip te laden.” Op de foto’s is geen
draaischijf te zien. Er zal hetzelfde gelden als voor het losse platform in
Delfzijl: de kiprichting was te kiezen en werd bepaald door de plaats waaraan
de extra kabel bevestigd werd. Het sporenplan was eenvoudig: een lang
kadespoor, eindigend tegen een stootblok met ergens halverwege de kolentip.
De werkwijze zal geweest zijn: een loc plaatste een groep volle wagens bij de
kolentip. De meest vooraanstaande wagen werd getipt en daarna met de kaapstander
richting stootblok getrokken. Dat kon doorgaan totdat het spoor tussen de
kolentip en het stootblok geheel gevuld was met lege wagens. Daarna haalde
een loc de lege wagens weg en plaatste eventueel een nieuwe groep volle
wagens. De exploitatie van de haven
(en dus ook van de kolentip) was vanaf het begin in 1875 in handen van
scheepswerf De Schelde. Eind 1913 nam de gemeente Vlissingen dit over [10]. |
|
|||||||||
|
||||||||||
↑ De
Fairbairn kraan in 1921, collectie gemeentearchief Vlissingen. Over de giek
loopt een kabel waarmee het platform scheef gezet kan worden. De stoomketel
is goed te zien. Alle andere Nederlandse kolentips waren hydraulisch of
elektrisch |
||||||||||
Volgens bijschriften van
foto’s in het gemeentearchief Vlissingen (dat zijn er meer dan hier
afgebeeld) zou de kolentip minstens tot 1930 à 1940 in bedrijf zijn geweest. |
||||||||||
|
||||||||||
Kolen voor de voortstuwing Tot nu toe ging het om
kolen of cokes die in het ruim van een vrachtschip naar elders vervoerd
werden. De stoomschepen – en zeker ook de grote passagiersschepen - gebruikten
echter ook grote hoevelheden steenkool voor de voortstuwing. Die werd
opgeslagen in een aantal bunkers bij de ketel. Bunkers hadden deuren
(kolenpoorten) in de scheepswand. Hoe gebunkerd werd hing af van het schip en
de lokale omstandigheden. Het kon bijvoorbeeld inhouden dat arbeiders met een
zak kolen op de rug over een ladder naar een kolenpoort gingen. Het bunkeren
van een schip kon wel een week duren. Verbetering was gewenst en daar werd op
verschillende manieren aan gewerkt. |
||||||||||
|
||||||||||
↑
Foto in een Franstalige Figee folder in het Noord-Hollands Archief in Haarlem↑ Waarschijnlijk
is de foto bij de HAL aan de Wilhelminakade in Rotterdam genomen; in elk geval
is bekend dat daar voor 1912 op deze manier gewerkt werd [11]. De aanwezigheid van drie
Figee stoomrailkranen suggereert misschien een hoge graad van mechnisatie.
Maar het zijn geen grijperkranen. Grijpers werden pas voor het eerst rond
1900 in Nederland toegepast. Men ziet
bij één van de kolenwagens een arbeider over de rand kijken. In de
kolenwagens bevonden zich namelijk arbeiders die een simpele metalen bak vol
kolen schepten. De taak van de stoomrailkranen was slechts om een vol
geschepte bak op te hijsen, daarmee een halve slag te draaien en de bak bij
de desbetreffende “kolenpoort” van een bunker van het schip te plaatsen.
|
||||||||||
De Holland-Amerika Lijn
betrok in 1912 van de Deutsche Maschinenfabrik AG (DEMAG) een
bunkerinstallatie [11] voor gebruik aan de Rotterdamse Wilhelminakade. |
||||||||||
|
||||||||||
↑ Demag
installatie van de Holland-Amerika Lijn
[11]. De loods rechts loopt evenwijdig aan de Rotterdamse Wilhelminakade. De Demag
installatie is tegen de linker zijmuur gebouwd. Deels ondergronds bevindt
zich een trechter. Die wordt met kolen gevuld door de kolentip links ervan
(waarover later meer) dan wel via de erboven hangende mantrollies die met hun
grijpers kolen kunnen halen van schepen aan of spoorwagens op de
Wilhelminakade. De kolen worden van hier met elevatoren opgevoerd naar een
hoog gelegen trechter. Van hier ging het op lopende banden (opmerking a) en door valpijpen
naar de bunkerpoorten der schepen. |
||||||||||
Dan rest een nadere
bespreking van de koletnip. Die lijkt in eerste instantie primitief: links
van de kolentip bevindt zich een toren met daarop een door een elektromotor
aangedreven lier. Hiermee wordt via een kabel het platform van de kolentip
aan de niet scharnierende kant opgetild. Uit een tekst in
bovenstaande tekening (kolentip met
draaischijf) en zeker uit onderstaande foto uit een DEMAG brochure [12]
blijkt nog een bijzonderheid: de draaischijf is in het platform van de
kolentip ingebouwd. |
||||||||||
|
||||||||||
↑ Bij de HAL in Rotterdam genomen
foto in DEMAG brochure [12] ↑ |
||||||||||
Bij
de gebruikelijke opstelling van een draaischijf in een spoor evenwijdig aan de
kade moeten alle volle wagens eerst met de kaapstander de draaischijf
opgetrokken worden en vervolgens (na het draaien van de draaischijf) met de
kaapstander het platform van de kolentip opgetrokken worden. Door de
combinatie van draaischijf en kolentip vervalt één van deze handelingen.
Hetzelfde geldt voor de lege wagens. Kolentips
met draaischijf kwamen meer voor, onder andere bij de Maascentrale in
Buggenum [13]. Daar sloten zowel het spoor voor de volle wagens als het spoor
voor de geloste wagens op de draaischijf aan. De draaischijf werd dus bij
elke wagen een stuk gedraaid. De
capaciteit van de nieuwe bunkerinstallatie van de HAL was circa 200 ton/uur
[11]. |
||||||||||
Opmerkingen: |
Aanvanlelijk gebeurde dit met
een “kabelbaan”. Waarschijnlijk werd daarmee bedoeld een rondlopende
smalspoorbaan met kipkarren die door middel van een kabel werden bewogen. |
|||||||||
|
||||||||||
Met dank aan: |
Gerrit-Jan Dekker, Pierre
de Greeuw en Hans Klomp. |
|||||||||
|
|
|
||||||||
Bronnen: |
[1] |
De Locomotief d.d.
20-08-1889. |
||||||||
[2] |
P. van der Weiden, Kolentip
te Delfzijl, Bouwkundig Weekblad jaargang 11, 7 februari 1891. |
|||||||||
|
[3] |
N.J. Beversen, Werken ten behoeve
van den doorvoer van steenkolen en goederen te Delfzijl, De Ingenieur jrg 8, 1893,
no 14, 08-04-1893. |
||||||||
|
[4] |
Nieuwsblad van het Noorden,
09-02-1896. |
||||||||
|
[5] |
De Ingenieur; Feestuitgave jrg 21, 1906, no 20,
21-05-1906. |
||||||||
|
[6] |
Vlissingse Courant d.d. 11-08-1878. |
||||||||
|
[7] |
Vlissingsche Courant d.d. 01-01-1892. |
||||||||
|
[8] |
Rotterdamsch nieuwsblad
06-05-1903. |
||||||||
|
[9] |
De Telegraaf d.d. 26-10-1903. |
||||||||
|
[10] |
Maasbode d.d. 05-07-1913. |
||||||||
|
[11] |
H. van Helden, De electrische en mechanische inrichtingen van het S.S. Rotterdam der Holland-Amerika lijn en de verschillende electrisch gedreven steenkolen- en goederentransport-inrichtingen, De ingenieur; Orgaan van het Kon. Instituut van Ingenieurs- van de vereeniging van Delftsche Ingenieurs jrg 27, 1912, no 16, 20-04-1912. |
||||||||
|
[12] |
|||||||||
|
[13] |
W. Timmermans, 1909 SVM - PLEM
1991: de bedrijfsgeschiedenis in foto's, uitgever PLEM, 1991. |
||||||||
|
|
|
||||||||
|
{ |
|||||||||
Terug/verder naar: |
|
|||||||||
|
||||||||||
|
|
|
||||||||
|
||||||||||