Welkom ► Nieuw ◄ ► Zoeken ◄ |
||||||||||||||||||||
Kolentips voor binnenschepen geplaatst: 21-07-2022; laatste maal aangevuld: 14-04-2024 Op een andere webpagina wordt het gewone model van kolentips voor zeeschepen besproken: een hoge stalen constructie waarin een op een platform vastgezette kolenwagen omhoog gehesen en gekipt werd, zodat de kolen via een stortgoot in het ruim van een schip vielen. Kolentips voor binnenschepen werkten volgens hetzelfde principe, maar hoefden niet zo hoog te wezen. De uitvoering varieerde sterk. |
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
Amsterdam Doklaan en Doklijn Een artikel uit 1905 in het tijdschrift De Ingenieur [1] beschrijft de los- en laadinrichtingen van het in 1904 geopende SS goederenstation Amsterdam Doklaan [2] uitvoerig. |
||||||||||||||||||||
De twee
hydraulische kolentips waren geleverd door de Britse firma Sir W. G.
Armstrong Whitworth & Co., Ltd., Elswick Works Newcastle-upon-Tyne. De
hijskranen op Goederenstation Doklaan werkten deels elektrisch en deels met
handkracht. Alleen de 2 kolentips werkten met hydrauliek. Het hydraulische
medium was water, zoals indertijd vrij gebruikelijk was. Daartoe stond bij
“Kolentip II” een pompgebouw (zie onderstaande tekening). De pomp die het
water onder druk bracht kon door een elektromotor – aangesloten op het
gemeentelijke net - worden aangedreven. Kennelijk bestond er nog weinig
vertrouwen in de gemeentelijke elektriciteitsvoorziening, want als
alternatief was het pompgebouw voorzien van een stoomketel en een
stoommachine. |
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
↑ |
||||||||||||||||||||
Situatieschets [1]. Aangegeven zijn de
hydraulische leidingen (heen en terug), de kaapstander en de bijbehorende leitollen L. De situatie
rond kolentip I is gespiegeld ten opzichte van die rond kolentip II en isin
het artikel wel, maar hier niet weergegeven. Er gaan hydraulische leidingen
naar de kolenstip en de kaapstander, maar de draaischijf wordt kennelijk met handkracht gedraaid. |
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
|
← Foto uit [1]: zes man
personeel staat bij een getipte kolenwagen. Op de achtergrond (met
schoorsteen) het pompgebouw. Het platform met de wagen rustte op een frame. De procedure werd begonnen met het verticaal omhoog drukken van dit frame met een eronder geplaatste verticale hydraulische cilinder, de “groote hefplunger”. Vervolgens werd het platform met de kolenwagen onder een hoek van 45 graden gezet met de prominent in beeld zijnde “kleine hefplunger”. De diameters en slag van de hydraulische cilinders waren even groot voor de kolentips I en II, echter met één uitzondering: de diameter van de groote hefplunger van kolentip II was groter dan die voor kolentip I. Hierdoor kon kolentip I 15 tons kolenwagens behandelen (bij een waterdruk van 50 atmosfeer) en kolentip II 20 tons wagens (totaalgewicht). Door het opvoeren van de waterdruk naar 63 atmosfeer werden dit respectievelijk 20 en 25 tons wagens. Er waren dus geen twee kolentips om de capaciteit op te voeren, maar om het gebruik van water onder hoge druk te beperken. Het betrof maatwerk: voor iedere wagen werd de meest economische kolentip en de meest economische druk gekozen. Er was dus maar één kolentip tegelijk in gebruik. De kolenwagens werden gebracht en gehaald door een stoomloc
of via een traverse [1]. Inderdaad waren er volgens het sporenplan uit 1912
drie traversen (rolwagens),
waarvan twee tussen de beide kolentips eindigden. Er zijn cijfers bekend: |
|||||||||||||||||||
|
|
|
|
|
||||||||||||||||
|
Jaar |
Aantal wagons, gelost met de kolentip aan de Doklaan [4] |
||||||||||||||||||
|
1934 |
5987 |
|
|
||||||||||||||||
|
1935 |
5503 |
|
|
||||||||||||||||
|
1936 |
5209 |
|
|
||||||||||||||||
De rol van de kolentips wordt niet toegelicht in [1], maar lijkt duidelijk: Noord Holland was in die tijd nog een waterland. Via allerlei vaartjes konden vrijwel alle bedrijven bereikt worden, beter dan met de lokaalspoorwegen. In de NRS tijd werden Westfaalse kolen per trein tot Amsterdam aangevoerd (later in de SS tijd waren het Limburgse kolen) en die werden met de kolentips in schuiten overgeladen voor de laatste etappe. De boven besproken twee kolentips van het goederenstation Doklaan waren de opvolgers van twee oude kolentips aan de Doklijn [1]. De Doklijn is door de NRS nog in breedspoor aangelegd en liep van het NRS-station Weesperpoort langs de Sarphatistraat, uiteindelijk tot aan de Kadijk. In 1856 werd de Doklijn versmald tot normaalspoor [4]. Er was een NRS goederenstation aan de Sarphatistraat (vanuit de Weesperpoort gezien vlak achter de Muiderpoort) en daar werden de kolentips geplaatst. Zie hier voor het sporenplan om 1882. |
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
↑ Foto van het
Spoorwegmuseum op Het Geheugen Van Nederland met als omschrijvings:
“NRS-Kolentip (opm. a); Vervaardigingsjaar: 1904, Vervaardigingsplaats: Amsterdam
Lijnbaansgracht of Amsterdam Weesperpoort. Het water is de
Lijnbaansgracht. Op de kade ligt het SS (voorheen NRS) goederenstation
Sarphatistraat met vele open goederenwagens. Daarachter ligt de
Sarphatistraat. Met de kolentip rechts wordt een kolenwagen (met
remmershuisje) boven een schuit geleegd. De tweede kolentip is niet in
gebruik. |
||||||||||||||||||||
De
foto hiernaast heeft dezelfde omschrijving als de foto hierboven en toont één
van de kolentips in close-up → De constructie van de kolentip
bestaat voor een groot deel uit hout. De wagen staat keurig met het remmershuisje aan de goede
kant. Rechtsonder ligt een haak. De daaraan verbonden kabel loopt
naar de kaapstaander in het huisje. De kolenwagens werden dus met de
kaapstaander naar de draaischijf getrokken. Bij de draaischijf is geen “boom” voor handbediening te
zien. In 1904 werd het goederenstation Sarphatistraat gesloten en
werd het westelijk deel van de Doklijn opgebroken. |
|
|||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
Maastricht In het mijngebied rondom Heerlen was geen vaarwater. De
door de Limburse mijnen geproduceerde kolen werden dan ook grotendeels per NS
afgevoerd. Er bestond wel een alternatief, namelijk de Zuid-Willemsvaart. De
kolen werden dan per trein naar de Zuid-Willemsvaart bij Maastricht vervoerd
en daar in binnenschepen overgeladen. |
||||||||||||||||||||
Op 25-08-1903 werd door de Maatschappij tot Exploitatie van
Staatsspoorwegen (SS) aanbesteed [5]: “Het maken van grondwerken, het uitbreiden en wijzigen van
sporen en wissels, het maken van een onderbouw voor, en het verrichten van
bijkomende werken ten behoeve van eene door derden te stellen kolentip op en
nabij de losplaats aan de Zuid-Willemsvaart te Maastricht” Kolentip
bij Maastricht. Foto Spoowegmuseum, 1904→ Gezien de heren met hoge hoeden in het centrum van de foto
betreft het hier de officiële opening van de kolentip. Op de achtergrond ligt
de spoorlijn naar Lanaken op een dijklichaam. Elders takt een spoor naar
beneden af. Tussen de dijk en de Zuid-Willemsvaart was slechts ruimte voor 1
à 2 sporen [2]. |
|
|||||||||||||||||||
Het ging om een eenvoudige hydraulische kolentip. De pomp
werd aangedreven door een stoommachine; er was dus ook in een stoomketel voorzien. 20 jaar later
werd de stoommachine vervangen door een 20 pk elektromotor [5[. Over de
werking wordt in [6] gesteld: “De wagons met kolen geladen, worden langs de spoorlijnen
tot nabij de Zuid-Willemsvaart gebracht, dan beurtelings op een draaischijf
in een richting loodrecht op het te Iaden schip geplaatst, en door middel van
een clectrisch gedreven kaapstander
tot voor het schip gereden, op een brug. Die brug kan aan één zijde worden
opgeheven, waardoor de wagon in schuinen stand komt te staan en de kolen in
het schip kunnen worden gestort. Het opheffen en weder laten zakken van de
brug zijn de voornaamste functies dezer inrichting. Tot dat doel wordt door
middel van de electrisch gedreven pomp water in een cylinder geperst,
waardoor een gewicht wordt omhoog bewogen (dit gewicht is rechts op bovenstaande foto te zien). Zoodra dit
gewicht in zijn hoogsten stand is gebracht, waarvoor ± 60 seconden noodig
zijn, is de inrichting tot werken gereed. Door den genoemden cylinder door middel van één der
aanwezige handels in verbinding to brengen met een plunger onder de brug,
wordt de druk die het gewicht in den oylinder teweeg brengt, overgebracht op
den plunger, die dan de brug aan één
zijde omhoog drukt. Nadat do brug in voldoenden schuinen stand is gekomen
om de kolen uit den wagon te doen storten, wordt de watertoevoer afgesloten
en het water uit den plunger weder weggelaten, waardoor de brug weder zakt.
Automatisch wordt dan de pomp in werking gezet om het gewicht op heffen,
waarna de tip gereed is om een volgenden wagon te lossen. Voor het heffen van
bijzonder groote lasten is een tweede
plunger aanwezig. De druk van de waterkolom bedraagt 60 atmosferen. Het hefvermogen van de kolentip bedraagt 20.000 K.G. Voor het tippen van een wagon kolen zijn slechts drie à vier minuten noodig. Dat de kolentip in een groote behoefte voorziet, blijkt wel
uit het feit. dat zij vrijwel steeds dag en nacht in bedrijf is.” |
||||||||||||||||||||
↑ De Nederlandse Spoorwegen voerde de
kolentip (samen met bijvoorbeeld elektrische draaischijven en seinen) op als
voorbeeld van modernisering [7] ↑ |
||||||||||||||||||||
Er zijn uit de periode 1921-1922 cijfers bekend [8]. In
1922 (zie opm. b) werden: · 16462
kolenwagens getipt; · de inhoud van
nog eens 11871 kolenwagens werd met de
hand overgeladen. Dat gebeurde door een particulier bedrijf, een buurman
van de kolentip. Uitgaande van 15 ton kolen per kolenwagen wordt in [8]
becijferd dat via de Zuid-Willemsvaart in totaal 425.000 ton kolen werden
afgevoerd in 1060 schepen van 400 ton.
Daarvan werd 246.930 ton via de kolentip overgeslagen en 178.070 ton
met de hand. In 1927 en 1928 werd 7 respectievelijk 8 % van de totale in
Nederland vervoerde hoeveelheid kolen, cokes en briketten in Maastricht aan
de Zuid-Willemsvaart overgeslagen
[9]. De faciliteiten aan de Zuid-Willemsvaart werden nog
uitgebreid: in of voor 1930 liet Diederiks Transportbedrijf twee
grijperkranen plaatsen [10]. Maar de positie van de Zuid-Willemsvaart werd
bedreigd door de aanleg van het Julianakanaal met de moderne en grootschalige
kolenhavens Stein en Born en bevaarbaar voor schepen tot 2000 ton
(Zuid-Willemsvaart 400 à 450 ton). Het Julianakanaal was gereed in 1934 (maar
werd officieel geopend op 16 september 1935). |
||||||||||||||||||||
Kolentip
bij Maastricht, Collectie Spoorwegmuseum, circa 1930 → “De
kolenoverlaadhaven in het Bosscherveld waar tot voor kort nog groote
bedrijvigheid heerschte, is thans het
toonbeeld van verlatenheid. In 1934 werden nog met de kolentip 314.674 ton
kolen overgeslagen, met de kranen 149.795 ton en met de hand 276.794 ton.
Deze hoeveelheden worden nu elders overgeslagen. Het aantal arbeiders, dat vroeger in de
honderden liep, wordt nog steeds ingekrompen.” [11] |
|
|||||||||||||||||||
Tot slot nog een samenvatting van de hierboven genoemde en
nog enkele andere [9] cijfers: |
||||||||||||||||||||
Jaar |
Kolentip (ton) |
Met de hand (ton) |
Grijperkranen (ton) |
Totaal (ton) |
Totaal (wagens) |
|||||||||||||||
1922 |
246.930 |
178.070 |
nog niet aanwezig |
445.000 |
25.089 |
|||||||||||||||
1927 |
36.700 |
|||||||||||||||||||
1928 |
47.371 |
|||||||||||||||||||
1934 |
314.674 |
276.794 |
149.795 |
741.365 |
|
|||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
Stein Stein was de kolenhaven aan het Julianakanaal voor de aan
de eigen spoorlijn van Staatsmijnen (SM) gelegen mijnen
Hendrik, Emma en Maurits. In het kader van deze webpagina over kolentips is
er niets over te vertellen, want SM gebruikte geen kolentips in Stein. In
plaats daarvan werden de kolen bij de
mijnen geladen in zogenaamde kübelwagens
(ook wel klapbakken genoemd). Dit waren tweeassige wagens die elk plaats
boden aan twee kübels. Een kübel is (in dit geval) een van boven open bak,
die bestaat uit twee delen die ten opzichte van elkaar kunnen scharnieren. In
de haven van Stein werden de kübels met speciale hijskranen van de wagens
getild, boven een scheepsruim gehangen en geopend zodat de kolen eruit
vielen. De kübelwagens bevielen kennelijk goed; later werd er bijvoorbeeld
ook kunstmest mee vervoerd. |
||||||||||||||||||||
Born was de kolenhaven aan het Julianakanaal voor alle 8
particuliere mijnen plus de niet aan de SM mijnspoorweg gelegen Staatsmijn
Wilhelmina. De kolenwagens werden door de Nederlandse Spoorwegen (NS) aan- en
afgevoerd. De NS beheerde ook de overslagfaciliteiten in Born. Er waren drie moderne kolentips, die geen enkele gelijkenis
vertoonden met de hierboven besproken kolentips van Amsterdam Doklaan en
Maastricht Zuid-Willemsvaart. Indertijd trokken de nieuwe kolentips de
aandacht en ze zijn dan ook uitvoerig en goed besproken in
tijdschriftartikelen [11, 12]. Daarom wordt hier volstaan met enkele grepen
uit het beschikbare materiaal. Allereerst het
sporenplan. Dat vertoont niet het klassieke beeld van een spoor lang de
kade met daarin een draaischijf naar de kolentip. Om de lengte van het
emplacement te beperken en de breedte beter te benutten gaan de lege wagens
terug naar de richting van waaruit ze als volle wagen gekomen zijn, maar dan
op een ander spoor. Elke tip heeft twee aanvoersporen en twee afvoersporen en
ook twee draaischijven: |
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
↑ Een deel van het emplacement, met de vaste (niet
verrijdbare) kolentips I en II aan het Juliamakanaal en de tipbrug of
“Kipperkatzenbrücke” aan de haven, die 300 m verrijdbaar was en 6 sporen
overspande [12] |
||||||||||||||||||||
De sporen van kolentip 1 waren vergaand geautomatiseerd. De
volle kolenwagens werden stuk voor stuk door een “toestootwagentje” op
snelheid gebracht en op de draaischijf afgeremd. Daarna draaide de
draaischijf in 10 seconde en werd de kolenwagen naar het platform van de
kolentip bewogen. Na het tippen reed de kolenwagen over de eerste draaischijf
naar een tweede. Terwijl deze wagen op die tweede draaischijf gedraaid en
afgestoten werd, kon de de volgende volle kolenwagen al op de eerste
draaischijf in behandeling worden genomen. Zie ook deze film
uit 1936 Kolentip II leek sterk op kolentip I en was ook door DEMAG
ontworpen. Kolentip II was echter ouder, want ze had vanaf 1929 in Maasbracht
dienst gedaan toen het Julianakanaal tot daar klaar was. Kolentip II werkte
met een elektrische kaapstander. Ook de draaischijven werden met behulp van
die kaapstader gedraaid. |
||||||||||||||||||||
|
Bediening |
Tiptijd (minuten) |
Probleem |
|
||||||||||||||||
Kolentip I |
3 man |
3 |
|
|
||||||||||||||||
Kolentip II |
6 man, zal naar 4 à 5 gaan |
4 |
kabelslijtage |
|
||||||||||||||||
Tipbrug |
? |
11 wagens/uur |
nauwelijks gebruikt |
|
||||||||||||||||
Nu de werking van de
kolentips. Het waren hoge stalen constructies, die vanuit de verte
misschien aan kolentips voor zeeschepen deden denken. De werking was echter
geheel anders en fijnzinniger. Hieronder is de kolentip I te zien. |
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
↑ Kolentip I op oude schoolplaat [14]↑ |
||||||||||||||||||||
De kolentip bestond uit een brug, die op twee vakwerkpooten
rustte en waarop een “tipkat” (ook verrijdbaar machinehuis genoemd) reed. Het
platform met de te tippen kolenwagen hangt aan staalkabels onder de tipkat.
De brug stak een stuk buiten de kade uit. De tipkat pikte links (nabij de
centrale bedieningspost) het platform met een volle kolenwagen op, hees die
een stuk omhoog en reed ermee naar de gewenste positie ten op zichte van het
schip. Deze mogelijkheid om de kolenwagen loodrecht op het schip te bewegen
was voor Nederlandse begrippen nieuw. De hoogte van het platform met
kolenwagen kon zodanig worden ingesteld dat de kolen slechts van geringe
hoogte op de al in het scheepsruim aanwezige kolen vielen. Deze tipconstructie is wat betreft vergruizing dus in het
voordeel tegenover constructies, waarbij de kolen steeds op dezelfde hoogte
worden uitgestort, onafhankelijk van de hoogteligging van het schip bij
verschillenden waterstand of door verschillenden diepgang, enz. Bij Kolentip II was ook sprake van een brug met
“verrijdbaar machinehuis” waaronder het platform met de kolenwagen hing.
Vergeleken met Kolentip I zag dat verrijdbaar machinehuis er wel veel kaler
uit, terwijl aan de landkant een (niet verrijdbaar) machinehuis was
aangebracht: |
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
↑ Born, Kolentip II, 02-06-1960. Collectie
Utrechts Archief ↑ |
||||||||||||||||||||
De kolentips I en II waren bedoeld voor kolen waarvoor
vergruizing niet als probleem gezien werd. De tipbrug of “Kipperkatzenbrücke”
was bedoeld voor met name huisbrandkolen, waarvoor vergruizing wel als een
probleem gezien werd. |
||||||||||||||||||||
De tipbrug werd geplaatst ter hoogte van het te beladen
schip. Een kolenwagen kon met een hefplateau van elk van de 6 door
de tipbrug overspande sporen worden opgehaald en kon in elk van die 6 worden
terug gezet. Foto
Spoorwegmuseum, 1937 → Het hefplateau hing aan een op de tipbrug rijdende kraan.
De kraan reed naar het eind van de tipbrug (aan de landzijde), hees het
hefplateau op en kiepte de kolenwagen leeg boven een lopende band. Via lopende banden bereikten de kolen een uithouder die
vlak boven de al in het schip aanwezige kolen hing. |
|
|||||||||||||||||||
De auteur van [12] stelde al in 1937 dat de aanvoer van kolenwagens
voor het overladen met de tipbrug ver beneden de capaciteit van de tipbrug
bleef. Speciaal voor huisbrandkolen was de eis dat er zo weinig mogelijk vergruisd werd. Hem was geen systeem bekend
dat beter aan die eis voldoet dan de besproken tipbrug. Alleen zou het nog
beter zijn om de kolen helemaal niet over te laden en in de spoorwagens naar
de eindbestemming te vervoeren. Dat gebeurde ook: in 1953 vervoerde de NS
alle huisbrandkolen rechtstreeks van de mijnen naar de eindbestemming [15] en
was de tipbrug werkeloos (opm. c). Het ligt voor de hand dat van de weinig gebruikte
tipbrug weinig actiefoto’s beschikbaar zijn: |
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
De kraan van de tipbrug heeft net het platform
met een kolenwagen aan de haak en schudt de wagen leeg op de lopende band of
heeft dat zojuist gedaan. De kolen gaan dan over lopende banden naar rechts.
Daar vaart net een schip weg. Waarschijnlijk is het laden van het schip net
beëindigd. Er passeert een saddle tank loc onder de tipbrug. Born, circa 1937 (althans
volgens Het Geheugen van Nederland. Gezien de saddle tank zal de foto
naoorlogs zijn). |
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
Opmerkingen: |
De Nederlandsche Rhijnspoorweg-Maatschappij (NRS) is
in 1890 overgenomen door de Staat der Nederlanden, die de exploitatie in
handen gaf van de Staatsspoorwegen (SS). In genoemd jaar 1904 was er daarom
al 14 jaar geen sprake meer van NRS kolentips. De kolentips aan de Doklaan zijn in 1904 in bedrijf
genomen. Derhalve zijn de kolentips aan de Sarphatistraat tot 1904 in gebruik
geweest. |
|||||||||||||||||||
|
Helaas staat in [8] voor het jaar 1921 een optelling die
niet klopt. Eén van de opgetelde getallen moet fout zijn. Onduidelijk is welk
getal. |
|||||||||||||||||||
|
Dat zal een kwestie van tarieven zijn geweest. Kennelijk
waren de kosten van de treinreis van een mijn naar Born, de overslag aldaar
en de bootreis duidelijk lager dan de kosten van een rechtstreekse treinreis
van de mijn naar de eindbestemming. Maar voor gebuik van de tipbrug rekende
NS een hoger tarief dan voor de Kolentips I en II, zodat voor huisbrand
overslag te Born minder voor de hand lag. |
|||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||
Met dank aan: |
Roeland de Jong en Kees Plug. |
|||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||
Bronnen: |
[1] |
G. H.
Brandt, De Hydraulische Kolentippen en de Electrische Kranen van het
station Amsterdam-Doklaan, De Ingenieur; jrg. 20, 1905, no 26,
01-07-1905. |
||||||||||||||||||
[2] |
Sporenplan Er verschijnt een alfabetische lijst. Kies bijvoorbeeld Amsterdam Doklaan (1912) en Maastricht Zuid Willemsvaart (1902) |
|||||||||||||||||||
|
[3] |
Studie betreffende de haven van Amsterdam, 1938. |
||||||||||||||||||
|
[4] |
J.G.C. van de Meene, De spoorwegen in Amsterdam Oost 1845-1930, Op de Rails 1989-10. |
||||||||||||||||||
[5] |
De Ingenieur jrg. 18, 1903, no 32. |
|||||||||||||||||||
[6] |
De Nieuwe Koerier Maas- en Roerbode, 1924-05-09; p. 2 |
|||||||||||||||||||
[7] |
Nederlandsche Spoorwegen, Nederlandsch-Engelsche Uitgeversmaatschappij, Rotterdam, ± 1927. |
|||||||||||||||||||
[8] |
Economisch-statistische berichten jrg. 8, 1923, no 406, 10-10-1923. |
|||||||||||||||||||
[9] |
B.B. Borgart, Het Mijnwezen in Limburg, Spoor en Tramwegen, 1 okt 1929. |
|||||||||||||||||||
[10] |
De kranen staan op het in 1930 gebruikte glasnegatief FDHEEMAF032225 bij het Historisch Centrum Overijssel. |
|||||||||||||||||||
[11] |
Maastricht kolenhaven verlaten, Limburgsch dagblad 27-09-1935. |
|||||||||||||||||||
[12] |
ir. J. P. Boezaardt, Inrichting en bedrijf van den Overslag, De Ingenieur, 16 april 1937. Zie hier. |
|||||||||||||||||||
[13] |
Ir. M.E. de Eerens, De Kolenoverlaadinrichtingen aan de Kolenhaven te Born a/h Julianakanaal, Deel 1 en Deel 2, Spoor- en Tramwegen, nr. 20, 25 sept. 1934, p. 532 en nr. 21, 9 oct. 1934, p. 560. |
|||||||||||||||||||
[14] |
||||||||||||||||||||
[15] |
tijdschrift Steenkool 1953-6. |
|||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||
|
{ |
|||||||||||||||||||
Terug/verder
naar: |
|
|||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||