► Nieuw ◄ |
||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||
Orenstein & Koppel benzinelocs |
||||||||||||||||||
Achtergrond Orenstein & Koppel kon tot 1907 alleen stoom- en kleine Elocs leveren. Vanaf genoemd jaar verkocht O&K ook motorlocomotieven van de firma Montania (voorheen Gerlach & König) in Nordhausen. In 1912 nam O&K deze fabriek over. Net als bij Deutz en Oberursel ging het om locs met langzaam lopende, liggende ééncilinder benzinemotoren met verdampingskoeling. Montania noemde de types U1 t/m U6 naar constructeur Ursinger. Een tekening van zo’n loc is hier te vinden. Een voorbeeld in Nederland is niet bekend. Later kwamen de modellen van de L serie, met soortgelijke motoren. In 1920 kocht het Provinciaal ziekenhuis in Santpoort een L200 van 24 pk voor normaalspoor. De Kunstzandsteenfabriek Arnoud in Hillegom had een L180 van 19 pk (zie referenties). Volgens literatuur kwam O&K al in 1917 met een snellopende (1200 rpm) meercilinder benzinemotor, maar (waarschijnlijk vanwege WOI) pas omstreeks 1922 verscheen de S serie in de leverlijsten. Deze locs hadden snellopende staande tweecilinder (S5 en S15) en viercilinder (S10, S30 en S50) viertakt benzinemotoren. Het koelwater werd met een radiator geforceerd gekoeld. Het getal gaf ongeveer het aantal pk’s aan. Maar de Veenderij en Turfstrooiselfabrieken der gemeente Deurne ontving in 1924 een S10 van 12 tot 14 pk (zie referenties) en het type S10a had volgens onderstaande tabel een motorvermogen van 20 pk (bij O&K kwam het vaker voor dat zwaardere uitvoeringen van het oorspronkelijke ontwerp met a, b en c werden aangegeven). De S5 en S10 werden al na enkele jaren opgevolgd door de H1 en H2. De locs van de S serie hadden namelijk zijklepmotoren (stehende/seitliche Ventile). De opvolgers van de H serie hadden kopklepmotoren (hängende Ventile). Verder was er weinig verschil tussen de S en de H serie. Tenslotte was er nog een lichter type dan de S5 en H1 en wel type M.
Zie onderstaande tabel en zie de O&K catalogus (waarin de S10a niet meer voorkomt) |
||||||||||||||||||
Tabel met gegevens uit het artikel “Ueber Motorlokomotiven” van
Finanz- und Baurat Schulz te Dresden, in het tijdschrift Glasers Annalen van
15.04.1927, pp. 102-105 |
||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||
Type |
Vermogen in pk |
Gewicht in ton |
Lengte in mm |
Wieldiameter in mm |
Radstand in mm |
Snelheid in km/u |
Trekkracht bij laagste snelheid in tonnen treingewicht |
Tekening |
||||||||||
M |
7,5 |
2,3 |
2390 |
450 |
800 |
4/8 |
30 |
Klik hier |
||||||||||
H1 |
10 |
2,75 |
2560 |
450 |
800 |
4/8 |
35 |
Klik hier |
||||||||||
S10a |
20 |
3,75 |
3190 |
450 |
863 |
5/10 |
51 |
Klik hier |
||||||||||
H2 |
20 |
5 |
3300 |
600 |
965 |
5/10 |
67 |
Klik hier |
||||||||||
S30 |
30 |
7,25 |
3785 |
600 |
1050 |
5/10/15 |
103 |
|
||||||||||
S50 |
50 |
11,5 |
4320 |
600 |
1295 |
5/10/15 |
170 |
|
||||||||||
|
||||||||||||||||||
De tabel betreft uitsluitend tweeassers op smalspoor. De meeste types konden ook voor normaalspoor geleverd worden en sommigen ook als drieasser. Het type S5 werd in 1927 kennelijk niet meer geleverd. Van de meeste types worden voorbeelden genoemd in de lijst Tekeningen van motortractie op smalspoor. De benzinelocs werden verdrongen door de opkomst van de diesellocs. |
||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||
|
{ |
|||||||||||||||||
Terug/verder naar: |
|
|||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||