Welkom

Inhoud

Inleiding

Andere tractie

Spoorwijdte

Producenten

Import & handel

Eigenaars

Materieel

Links

Contact

Nieuw

Zoeken

 

 

Stoomtractie smalspoor

Stoomtractie normaalspoor

Motortractie smalspoor

Motortractie normaalspoor

 

Fosforiet in Twente

geplaatst: 11-11-2021

 

Inleiding

 

Nederland bleef tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914 - 1918) neutraal. Daardoor bleven de verschrikkingen van de oorlog Nederland bespaard, maar er waren wel grote economische gevolgen. De dienstplichtigen waren immers onder de wapenen geroepen en niet meer als arbeidskrachten beschikbaar. De invoer van diverse zaken ondervond grote problemen. Dat was bijvoorbeeld het geval voor cement en kunstmest. Dat gaf ondernemende lieden kansen om bedrijven in Nederland op te starten die alternatieve producten konden leveren.  

 

 

Fosforiet

 

Fosfaten waren belangrijk als kunstmest. Natuurlijke fosfaten kwamen vooral uit Algerije (Algiers fosfaat), Tunesië (Gafsa fosfaat) en Florida. In Twente werd fosforiet gevonden. Het was verwant aan genoemde fosfaatertsen, maar kwam niet in aaneengesloten lagen voor, maar als 3 tot 5 cm grote, verspreid liggende knollen.

 

Fosforietknollen. Andere verschijningsvormen kwamen ook voor. Bron:[1] →

 

 

 

 

Fosforiet als kunstmest

 

Dragtster courant d.d. 17-01-1919 →

(AHV is de afkorting van Algemene Handelsvoorwaarden)

 

Volgens de advertentie was (het uit Twente afkomstige) fosforiet gelijkwaardig aan het indertijd bekende Algiers fosfaat, maar daar werd meestal anders over gedacht. Het percentage oplosbaar fosforzuur was interessant en snel te bepalen, maar uiteindelijk ging het om de opbrengst van de oogst per bemeste hectare.

Om tot verantwoorde conclusies te komen waren proeven nodig met verschillende gewassen op verschillende grondsoorten met verschillende hoeveelheden kunstmest per hectare. Die proeven werden ook gedaan, maar kostten veel tijd.

 

 

Van Vilsteren & Schoemaker te  Ootmarsum

 

Hieronder volgen een aantal citaten uit een krantenartikel uit 1919 [2]:

“Reeds lang was het bekend dat er phosphorzuur-houdende steenen in den Twentschen bodem te vinden waren. Hier en daar lagen ze wel in kleine hoeveelheden aan de oppervlakte, doch de boeren vonden ze ongeschikt (te week) voor het verharden van wegen.….. …..Toen in 1917 de kunstmestnood zoo pijnlijk voor onzen landbouw, onze voedselvoorziening werd, won met reuzenschreden de gedachte veld, om te benutten, wat de Twentsche bodem aan ons eigen land kon leveren, onafhankelijk van vreemde bemoeienis. Is het jammer, dat niet eerder de exploitatie is begonnen, wat in de crisis-jaren van enorme beteekenis zou zijn geweest, nog is de kunstmestaanvoer deerlijk in de war en is het een geluk te achten, dat de aanvankelijke versnippering van krachten nu heeft plaats gemaakt voor een geconcentreerd grootbedrijf van de firma Van Vilsteren en Schoemaker uit Deventer (opm. a), onder door de Regeering vastgestelde beperkende bepalingen. Uit de ernstige onderzoekingen, vooral in 1918 ingesteld, bleek dat de aanvankelijk gekoesterde meening, als zouden de phosphorietsteenen niet in voldoende hoeveelheid voorkomen, om een loonende en den landbouw steunende exploitatie mogelijk te maken, gelukkig ongegrond was. Hoofdzakelijk in den streek van Ootmarsum werden ruime vondsten na tal van boringen gedaan” [2].

 “Op verschillende plaatsen ging men dan weldra aan het zoeken en delven. Echter soms op primitieve wijze, met de hoop, groote schatten te verdienen. Verschillende landbouw-coöperaties en firma’s togen aan het winnen der phosphorieten; teleurstellingen bleven niet uit. Deed nog geruimen tijd vooral de firma Krol uit Zwolle (opm. b), in verband met de Amsterdamsche Superphosphaatfabrieken (opm. c), beduidende zaken, thans is de geheele phosphorietdelving geconcentreerd in de onderneming der Deventer firma Van Vilsteren en Schoemaker, die met haar splinternieuwe fabriek te Ootmarsum, op de meest moderne wijze ingericht, een loonend bedrijf heeft weten te stichten” [2].

 “Met veel moeite en ten koste van heel wat overredingskracht gelukte het de firma  exploitatie-contracten af te sluiten met bijna alle boeren, wier landerijen gelegen zijn rondom Ootmarsum, Nutter, Vasse, Heringe (Hezingen ?); het geheele complex strekt zich uit tot Tubbergen. Dagelijks worden er nog nieuwe punten, waar zich phosphorietlagen bevinden, aangeboord, doch nog niet 1/5 gedeelte van het terrein, waarvoor werd gecontracteerd, is onderzocht. En reeds is door het ontdelven der tot nu toe bekende vindplaatsen de beschikking gekregen over zooveel grondstof, dat die tot na den volgenden zomer nog niet verwerkt kan zijn. De langen tijd gekoesterde vrees, dat de hoeveelheid phosphoriet in Twenthe niet van noemenswaardige beteekenis zou zijn, wordt dus reeds thans gelogenstraft. Tot heden is reeds zooveel gefabriceerd, dat er voor dit mestseizoen, dus tot het a.s. voorjaar, 13.000 ton phosforietmeel beschikbaar is.

We spraken over de moeilijkheid om met de boeren te contracteeren. Dezen toonden n.l. groote vrees dat hun landerijen teveel zouden lijden. De practijk leerde weldra het tegendeel. Er wordt n.l. steeds zoo gewerkt, dat de grond, geëgaliseerd in den vorigen toestand, weer wordt opgeleverd; een laag teelaarde ter dikte van 20 cM. moet steeds boven blijven. We zagen dit trouwens ter plaatse van verschillende ontginningen.

 

Kennelijk hadden de boeren die hun land voor het delven van fosforiet ter beschikking hadden gesteld recht op een bepaalde hoeveelheid gereed product.

Advertentie in de Twentsche courant d.d. 18-01-1919→

Practisch en economisch is de werkwijze ingedeeld; verschillende ploegen werkvolk hebben elk hun eigen taak. Een ploeg bijv. is belast met den opsporingsdienst en verricht boringen. Dan worden door andere ploegen proefputten gegraven, om de richting der phosphorietlagen te bepalen [2].”

 

Advertentie in de Twentsche courant d.d. 14-10-1918 →

 

 

“Andere ploegen verrichten dan ’t vereischte graafwerk en delven uit de langwerpige groeven de kostbare steenen; er wordt zóó gewerkt, dat de eene put met de aarde van de aangrenzende wordt gevuld. Het personeel werkt over het geheele terrein in ploegen van 15 man [2]”.

 

Er werd met handgereedschap gegraven, zoals hier spades, een houweel (uiterst rechts) en een kruiwagen. Op deze foto is ook bemaling te zien; op soortgelijke foto’s niet. Bron foto: Vereniging Heemkunde Ootmarsum en Omstreken op MijnStadMijnDorp →

 

“Op enkele punten is de delfstof reeds uit den bodem verwijderd. Zoo bijv. in den Hamshoek bij Tubbergen, waar 120 wagens zijn verkregen van ¾ H.A. oppervlakte; de grond is daar nu weer bruikbaar voor den boer, die voor het feit dat hij zijn ¾ bunder een jaar moest missen, zooveel heeft ontvangen, dat hij voor zijn primitieve woning een moderne boerenwoning liet zetten.

Niet overal wordt phosphoriet van gelijke hoedanigheid gewonnen; bij Nutter bijv. is ze brokkeliger dan bij Tubbergen, een gevolg van een verschillende formatie. Ook leveren de opsporingen niet altijd resultaat. De lagen kunnen te dun zijn of te diep liggen voor exploitatie. De steeds in de breedte hellende lagen kunnen een zeer verschillende lengte hebben; zelfs wordt bij Nutter een strook aangetroffen van naar schatting minstens 600 M., wel een der langste, volgbare stroken. Bij de uitspanning Tichelwerk op den Kuiperberg wordt voorts op een diepte van 10 M. een laag gevonden ter dikte van 1,30 M.

Hoogst boeiend was het bezoek aan de fabriek te Ootmarsum met haar fonkelnieuwe  en machtige installatiën en machines. Met  den bouw werd in October 1918 aangevangen; begin April van dit jaar (1919) was ze gedeeltelijk gereed en kon men beginnen te draaien; ruim een maand geleden, was alles geïnstalleerd, zooals het behoort. Thans reeds zijn er al weder plannen in overweging tot uitbreiding. Voor de geheele fabriek dient een stoommachine van 200 paardekracht. Geeft het geheele bedrijf aan ruim 200 man zeer loonend werk, in de geheel automatisch functioneerende fabriek zijn slechts twee ploegen van elf man noodig. Tot een half uur loopens geschiedt de aanvoer der grondstof per eigen spoor; overigens worden 50 paarden gehouden voor het vervoer [2].”

 

Het genoemde eigen spoor zal smalspoor zijn geweest. Op de nog te bespreken foto hieronder is te zien dat daar kipkarren op reden. Het eigen smalspoor werd gebruikt “Tot een half uur loopens”. Met andere woorden: de kipkarren werden met menskracht naar de fabriek geduwd als de afstand een paar kilometer of minder bedroeg. Voor grotere afstanden werden paarden gebruikt (opm. d). Onduidelijk is of die paarden kipkarren over smalspoor trokken of dat het om paard-en-wagen ging.

website Artica 1918 210 mm.jpg

↑ De fabriek van Van Vilsteren en Schoemaker aan de Oldenzaalsestraat te Ootmarsum [3] ↑

Op een spoor naast de fabriek staan kipkarren. Voor de kipkarren ligt een waterloop, die er nu nog steeds is. Links is een wit paard en rechts (achter de boom) een vrachtwagen zichtbaar. In [4] wordt in 1919 bericht:“De heeren Van Vilsteren. en Schoemaker te Ootmarsum zullen worden verzocht de bestuurders van de vrachtauto's te gelasten in het dorp niet harder te rijden dan 5 K.M. in het uur. Het snelle rijden met de vrachtauto's door het dorp is hinderlijk en gevaarlijk”.

 

Ootmarsum had geen spoor- of tramverbindingen. De vrachtwagens gingen – minstens deels – naar de Agelerbrug over het Kanaal van Almelo naar Noordhorn, ongeveer 3 km van de fabriek.

 

“Wat de technische inrichting der fabriek betreft, het volgende: De fosforieten, zooals deze, vermengd met leem en zand, uit het veld worden aangevoerd, gaan per elevator naar de  droogtrommels, waarin een zoodanige hitte ontwikkeld wordt, dat leem en zand gemakkelijk kunnen worden  verwijderd en de steenen een vochtgehalte van ten hoogste 3 pCt. behouden. Na de droging komt de reiniging, door afzuiging en zeven, waarbij de fosforieten tevens naar grootte worden gesorteerd. De grootere steenen loopen door een steenbreker, die de grootste brokken kneust op walnootgrootte, waarna het geheel per transportbaan naar de maalinrichting wordt gebracht. Hier staan verschillende ring- en kogelmolens, welke het materiaal tot een poedervormig product verwerken. Als bijzonderheid zij hier vermeld, dat het fijnmeel niet wordt verkregen door buil-inrichtingen, doch door afzuiging in een zg. Feinwindsichter. De capaciteit der maalinrichting bedraagt van 5 tot 6000 kilo per uur. De geheele fabriek getuigt van den practischen zin der ontwerpers. Handenarbeid wordt zooveel mogelijk uitgepaard. Het ruwe materiaal, éénmaal in de fabriek gebracht, gaat geheel automatisch door de verschillende afdeelingen en komt als ,,fosforietmeel” in de zakken ter verdere expeditie [2]”.

 

De fosforieten met 200 arbeiders in het veld en de fabriek en het drukke verkeer van smalspoor, paard-en-wagens en vrachtauto’s zullen heel wat reuring in Ootmarsum hebben gegeven, maar: “De groote fosfaatfabriek te Ootmarsum van de firma Van Vilsteren en Schoemaker te Deventer zal met ingang van 1 Mei (1921) a.s. wegens te groote concurrentie van het slakkenmeel (opm. e) voorgoed worden gesloten” [5].

In [3] staat als verklaring van de sluiting “De fosforieten raakten op”. Dat dit inderdaad het geval was, zal hieronder nog blijken. Doordat de fosforieten niet meer voor het oprapen lagen zal hun kostprijs gestegen zijn en daardoor konden ze niet meer concurreren met het Thomas slakkenmeel.

De fabriek stond kennelijk jaren leeg. In 1938 (al dan niet toevallig het sterfjaar van H.J. Schoemaker van Van Vilsteren en Schoemaker) werd het pand gekocht door Hendrik van der Maas die er zijn expeditiebedrijf in vestigde (zie hier). In de jaren zestig werd het pand gekocht door de CAVV Ootmarsum. Het diende toen als opslagloods. In 1999 kocht Ootmarsummer Gerard Velthuis het pand om er na restauratie reclamebureauArtica in te huisvesten.

 

Het gebouw van de voormalige fabriek van Van Vilsteren en Schoemaker bestaat nog steeds. Onopvallend in een hoekje staat een monument van 2 kipkarren. De molen aan de overkant trekt meer aandacht.

Bron: Google Streetview, 2020 →

Het monument op zich is – vergeleken met het andere monument van 2 kipkarren in Ootmarsum – misschien niet zo bijzonder; het bijbehorende verhaal is dat wel. En het gebouw is een rijksmonument. RTV Oost heeft er een reportage over gemaakt.

 

De Tweede Wereldoorlog

 

In de Tweede Wereldoorlog leefde de belangstelling voor de Twentse fosforiet snel maar kortstondig op. Eerst toog de overheidsorganisatie DOD (Detachement Opsporingsdienst Delfstoffen; zie opm. f) aan het werk en wel op twee locaties, namelijk bij Ootmarsum en bij Rossum [6, 7].

 

Gezien de Nederlandse militaire uniformen gaat het hier om boringen door de DOD in de Tweede Wereldoorlog. Bron foto: Vereniging Heemkunde Ootmarsum en Omstreken op MijnStadMijnDorp →

 

Bij Ootmarsum bleken de fosforietknollen al grondig opgeruimd te zijn. Men schatte dat daar in en kort na de Eerste Wereldoorlog ongeveer 20.000 ton gewonnen is.

 

Bij een locatie aan de provinciale weg Rossum-Oldenzaal, dicht bij café Stegge (nu Boern Bistro ’t Peuleke) en dicht bij de halte van de stoomtram Oldenzaal-Denekamp was de situatie heel anders. Bij Ootmarsum ging het om ondiep liggende dunne lagen met fosforietknollen, maar bij Rossum ging het om een circa 4,5 m dikke laag waarvan de bovenkant ongeveer op 5 m diepte lag. Zodoende was hier uiteidelijk sprake van een ongeveer 9 m diepe groeve. Ondertussen was de DOD opgedoekt, maar de Vereenigde Chemische Fabrieken (opm. g) bleek bereid de werkzaamheden met 30 man voort te zetten.

Ook hier kwam smalspoor aan te pas [6,7]: de deklaag en de laag met het fosforiet werden met “een decauvillespoor met remhelling en lier” omhoog gebracht.

Een remhelling werd doorgaans gebruikt om beladen wagens omlaag te brengen waarbij de beladen wagens de lege wagens omhoog trokken met een kabel die liep over een horizontaal geplaatste kabelschijf met een rem. Daar was geen lier voor nodig; de zwaartekracht deed het werk. Een bovengronds Nederlands voorbeeld was het vervoer van mergel door de groeve Sint-Pieter. In omgekeerde richting (beladen wagens naar boven brengen) werkte zo’n remhelling natuurlijk niet. Wat in [6,7] met remhelling bedoeld is, blijft duister.

 

De groeve bij Rossum [6] met kipkarren op de remhelling →

 

Vanwege de slechte opbrengst van de groeve en de lage marktprijs voor fosforiet werden de activiteiten op 1 november 1941 gestaakt.

 

 

Opmerkingen:

a)

De firma Van Vilsteren en Schoemaker bezat onder andere graanpakhuizen, een maalderij en een lijnkoekbrekerij aan de Polstraat in Deventer. Nadat H. J. Schoemaker in 1938 was overleden, werd de firma in 1940 opgeheven.

b)

Het ging om de Kunstmestfabriek G. J. Krol & Co. aan het Zwartewater, die later opging in de Agrarische Unie.

c)

Superfosfaat is snelwerkende kunstmest die wordt verkregen door fosfaaterts met zwavelzuur te behandelen, waardoor het beter oplosbaar wordt. Van Vilsteren en Schoemaker leverden geen superfosfaat.

d)

Waarschijnlijk waren die paarden niet van Van Vilsteren en Schoemaker, maar had die firma contracten met stalhouders en/of boeren voor de huur van maximaal 50 paarden.

e)

Bedoeld is Thomas slakkenmeel, een langzaam werkende fosfaathoudende kunstmeststof gemaakt uit fijngemalen slakken van staalfabrieken.    

De grote concurrent van het fosforietenmeel waren dus niet de na de Eerste Wereldoorlog weer verkrijgbare natuurlijke fosfaten (zoals Algiers fosfaat), maar het Thomas slakkenmeel.

f)

Het DOD (Detachement Opsporingsdienst Delfstoffen) was een afdeling van de Opbouwdienst.

De Nederlandsche Opbouwdienst werd op 27 juni 1940 door Rijkscommissaris Seyss-Inquart ingesteld, en op 15 juli 1940 opgericht, met de bedoeling dat Nederlandse gedemobiliseerde militairen, onder leiding van Nederlandse officieren, de oorlogsschade in Nederland zouden herstellen, waarbij ze bovendien van werkloosheid werden gevrijwaard. In oktober 1940 kregen alle manschappen die ouder waren dan 25 jaar en alle onderofficieren ouder dan 35 jaar ontslag. De resterende 18.000 mannen zouden later de kern vormen van de Nederlandse Arbeidsdienst.

g)

In de Vereenigde Chemische Fabrieken waren op verschillende tijdstippen verschillende kunstmestfabrieken samen gegaan. Daaronder was ook de eerder genoemde superfosfaatfabriek in Amsterdam.

Bronnen:

[1]

Cees Laban, Fosforietknollen ooit gewonnen als delfstof, Grondboor en Hamer, jaargang 42, no. 2, p. 33-38, april 1988.

 

[2]

De nieuwe courant d.d. 12-10-1919.

 

[3]

Website van Artica, de huidige gebruiker van het pand Oldenzaalsestraat 21.

 

[4]

Twentsche courant  d.d. 30-04-1919.

 

[5]

Provinciale Geldersche en Nijmeegsche courant d.d.   15-02-1921.

 

[6]

Ir. T. de Vries, Opsporing en ontginning van fosforieten in Twente, Jaarboek van de Mijnbouwkundige Vereeniging te Delft, 1938-1941.

 

[7]

Ir. H.D.M. Burck en Ir T. De Vries, De excursie naar Twente en de Achterhoek op 12 en 13 september 1941, Geologie & mijnbouw; orgaan voor de officieele mededeelingen van het Geologisch-Mijnbouwkundig Genootschap voor Nederland en Koloniën, jaargang 4,1942-01.

 

 

                           

 

 

 

{

Eigenaars

Terug/verder naar:

 

Nieuw                                    Home                                         Inhoud

 

 

fo