► Nieuw ◄ ► Zoeken ◄ |
|||||||||||||
|
|||||||||||||
Aanvullingen |
|||||||||||||
|
|||||||||||||
Het Autotron |
|
||||||||||||
geplaatst:
06-07-2023 laatste aanvulling/correctie: 05-11-2023 |
|||||||||||||
|
|||||||||||||
Inleiding [1] In 1972 werd in Drunen het door Anton Pieck ontworpen Autotron geopend. Dit bood onderdak aan de antieke auto’s van de scheepsschroeven-fabrikant Max Lips. |
|||||||||||||
Er stonden niet alleen auto’s: De Waarheid 27-08-1985 → Dat de loc dagelijks tussen Turhout en Tilburg reed (zoals in de krant stond) is sterk overdreven: in de eerste plaats reed de Stichting Stoomtrein Tilburg-Turnhout (SSTT) lang niet dagelijks. In de tweede plaats was de afgebeelde Krupp loc zeker niet de favoriete stoomloc bij de SSTT vanwege het enorme kolenverbruik. Dat was ook een aanleiding geweest voor de vorige eigenaar - de Veluwsche Stoomtrein Maatschappij (VSM) – om de loc af te stoten. Het gaat er hier om te laten zien dat de Krupp loc nog in Drunen heeft gestaan, zoals Drunenaar Louis van Delft zich herinnert. Meer gegevens en een betere foto staan onderaan deze webpagina. Overigens heeft de in 1985 in Drunen gearriveerde stoomloc daar slechts relatief kort gestaan, want in mei 1987 werd het nieuwe Autotron bij Rosmalen geopend. Het is niet bekend wanneer de Krupp daarheen verhuisd is. |
|
||||||||||||
De collectie van Max Lips bevatte ook een stoomlocomotief voor 700 mm spoorbreedte, namelijk Henschel 21767 (1930) van het type “Fabia” van 50 pk. Die kwam van een sloper, maar was van 1930 tot 1967 actief geweest bij de “stoomwaalsteenfabriek” De Rietschoof in Nederhemert. In 1973 werd de niet rijvaardige Fabia door het Autotron uitgeleend aan de nog jonge Nederlandse Smalspoor Stichting. De loc ontving er de naam “Maria” naar de vrouw van de toenmalige voorzitter Jan Pellenbarg. Maria werd onder andere van nieuwe vlampijpen voorzien en weer onder de keuring van het Stoomwezen gebracht. Stoomlocomotief
3 (Henschel, 21767/1930) in bruikleen bij de
Nederlandse Smalspoorweg Stichting bij een fotostop bij 'De Drie Plassen' in
de duinen bij Katwijk. Fotograaf: Hans
Kaper, 17-09-1977 → Inmiddels had Dirk Lips (zoon van Max) het
Autotron van de familie gekocht. Het was het begin van Libéma
(Lips Beheer Maatschappij). In de loop der jaren zouden talrijke
recreatiebedrijven worden toegevoegd (zoals de IJsselhallen en het Ecodrome in Zwolle, de Brabanthallen in Den Bosch en de
Rijkswerf in Den Helder). Het Autotron groeide ondertussen in Drunen uit
zijn jasje. Op 27-05-1987 opende Prins Claus het nieuwe Autotron in Rosmalen.
Hier moest “Maria” gaan rijden (waarover later meer). Dat bepaalde de
spoorbreedte van de “Park-Express” op 700 mm. |
|
||||||||||||
Het Autotron bij Rosmalen betrof
een nieuw concept, namelijk een combinatie van een (auto)museum en een
pretpark. Het oude Autotron in Drunen had te weinig attracties, waardoor de
gemiddelde verblijfsduur te kort was en het Autotron te weinig verdiende aan
eten en drinken [2]. |
|||||||||||||
|
|
|
|||||||||||
De
rijtuigen In hetzelfde jaar 1987 kocht Libéma het Safaripark Beekse Bergen van de gemeenten Tilburg en Hilvarenbeek. Het leverde jaarlijks een verlies op van vier miljoen gulden, dus moest er het een en ander veranderen. Daarbij sneuvelde de 600 mm parkspoorweg. De vier personenrijtuigen op tweeassige draaistellen werden ten behoeve van het Autotron omgespoord naar 700 mm en van een doorgaande remleiding voorzien. Thomas Laurent nam deze foto in
de Beekse Bergen. De foto staat in een bijdrage van Arnoud Bongaards aan het forum modelspoormagazine.be De loc is een Moës van het type 2AL, d.w.z. met een watergekoelde 2
takt, 2 cilinder A motor. De loc trekt drie rijtuigen die later – met nog een
vierde rijtuig – naar het Autotron zijn gegaan. In de jaren 1970 werd er in
de Beekse Bergen een 2800 meter lange kabelbaan gebouwd, die in 1996 werd gesloten en afgebroken
[Wikipedia]. Van de vier diesellocomotieven (die vaak defect waren) van de Beekse Bergen ging een grote Moës (zie nevenstaande foto) als statisch monument naar het Autotron (opm. a). De tekst “groeten uit de beekse bergen” werd vervangen door “groeten vanuit Autotron”. |
|
||||||||||||
|
|||||||||||||
“Stoom”, eerste bedrijf Anders dan in de Efteling zou in het Autotron
niet met stoom gereden worden. Het was oorspronkelijk wel de bedoeling dat de stoomloc
makkelijk in de oude (dienstvaardige) staat kon worden teruggebracht. Maria
kreeg daarom voor het eerst in haar leven een tender. ODS in Hendrik Ido
Ambacht bouwde deze “duwtender” op basis van het locframe
van één van haar verhuurlocs, Schöma 2070 (1957)
van het type CDL 15. Een nieuwe luchtgekoelde Deutz
F2L 912 dieselmotor van 19 pk dreef via een Varspé
hydrostatische koppelomvormer met
aangebouwde satelliet-tandwielkast en cardanassen de oorspronkelijke
wielstellen van de tender aan. Maria stoomde op 24 november 1986 in Katwijk de
dieplader op; bij aankomst bij ODS was de ketel nog warm. Het zou de laatste
keer zijn dat de loc onder stoom was. Bij ODS werd de uitlaat van de
dieselmotor in de tender aangesloten op de schoorsteen van de stoomloc, zodat daar echt rook uitkwam. De zuigers en
schuiven werden uitgenomen om de wrijving te verminderen en omdat ze anders
gesmeerd zouden moeten worden. Er werd ook een dodemansinrichting
aangebracht. |
|||||||||||||
|
|||||||||||||
↑ Henk Sluijters fotografeerde de stoomloc
met duwtender kort na de opening van het Autottron
op 27-05-1987,
namelijk op 12-07-1987 ↑. Het drijwerk ziet er al zeer smerig
uit. De loc draagt de Henschel fabrieksplaat en de
tender de ODS fabrieksplaat. De kranten schreven over een stoomloc;
het geheel wekte bij het grote publiek
dus wel de indruk van een rijvaardige stoomloc. |
|||||||||||||
De stoomloc met
duwtender is slechts circa een half jaar in het Autotron actief geweest.
Tijdens onderhoud bij ODS viel op dat de loc scheef stond. Het bleek dat één
der bronzen lagers door gebrek aan smering sterk versleten was. Hierdoor was
de vooras tegen het desbetreffende stalen lagerhuis
gaan aanlopen. Daardoor was een groef in de as gesleten, die zo diep was dat
er gevaar voor asbreuk bestond. Het vernieuwen van
de wielas, het lagerblok en het lagerhuis
zou een zeer kostbare affaire zijn geworden. Daarom besliste Libéma dat de defecten niet verholpen zouden worden. De
vooras is vervolgens inderdaad gebroken. |
|||||||||||||
|
|||||||||||||
Geen stoomloc De stoomloc verdween
geruime tijd buiten beeld. Het Autotron betrok toen een defecte
diesellocomotief (Whitcomb 40310 uit 1945) van ODS.
Die reed in 1988 voor de duwtender, maar werd al snel op het zijspoor gezet: Tijdens de
Paasdagen van 1989 vormde de Whitcomb met twee
rijtuigen een reservetrein. De toegang tot de cabine van de Whitcomb is aan de achterkant. Daar zal geklauter voor
nodig zijn geweest gezien de korte afstand tussen de loc en de eerste wagen → De gemotoriseerde tender was niet te zien. |
|
||||||||||||
In het seizoen 1989 werd de tractie namelijk
geleverd door Schöma 2061 (1957), wederom afkomstig uit
het verhuurpark van ODS. Tijdens de
Paasdagen van 1989 was Schöma 2061 (1957) de loc
van dienst → Het kleine open locje
van het type CDL10 werd met lonten gestart en kon maar twee van de vier
rijtuigen trekken. Deze werden tijdelijk niet meer beremd.
Dit waren noodmaatregelen. Ondertussen was
besloten dat de firma BEMO in Alkmaar de stoomloc
zou ombouwen tot dieselloc. Deskundigen zijn
namelijk van mening dat een stoomloc niet koud
geduwd mag worden, maar zichzelf moet aandrijven. |
|
||||||||||||
|
|
||||||||||||
“Stoom”, tweede bedrijf Voor de inbouw van een Deutz
F2L dieselmotor in de stoomloc werd een dramatische
en niet omkeerbare beslissing genomen: om voldoende ruimte te krijgen brandde
BEMO een groot gat in de vuurkist en een stuk van de ketel. Dat betekent
helaas dat de loc nooit meer onder stoom gebracht kan worden tenzij zij
voorzien wordt van een kostbare nieuwe ketel.
Via een Denison
hydrostatische omvormer werd de achteras aangedreven. Verder werd de vooras vastgezet en de voorwielen
werden voorzien van in de wielnaaf gemonteerde kogellagers. De voorwielen
werden dus via de koppelstangen in beweging gebracht. Zo werd gereden van
circa 1990 tot circa 1995. De niet meer aangedreven tender bleef wel
meerijden. In 1993 reviseerde ODS de stoomloc,
waarbij onder andere nieuwe bandages op de wielen werden gekrompen en de (te
lichte) rollagers in de wiellagers van de voorwielen werden vervangen door
kegellagers. Ook werden onder meer
lekkages van de hydrostatische olie verholpen. Om erbij te kunnen,
sneed ODS de ketel nog verder uit. |
|||||||||||||
“Stoom”, derde bedrijf Het bleek niet goed mogelijk om de in de vuurkist
geplaatste dieselmotor voldoende te koelen. Daarom werd – nu weer door ODS –
de dieselmotor uit de locomotief verwijderd. In de tender werd een nieuwe
dieselmotor geplaatst. Het ging echter niet meer om een duwtender (zoals
vroeger) want de hydropomp in de tender dreef via
slangen de hydromotor in de loc aan. Deze werkte op de achteras van de loc.
De uitlaatgassen van de dieselmotor werden niet langer door de schoorsteen
van de stoomloc geleid, maar door een hoge
uitlaatpijp op de tender. De overgang tussen
tender en stoomloc op 12 – 10 – 2002. Op de tender
is een uitlaatpijp met knaldemper geplaatst. De hydraulische slangen tussen
de hydropomp in de tender en de hydromotor in de stoomloc zijn zichtbaar. De tender draagt een ODS
fabrieksplaat → ↓ De fabrieksplaat van de stoomloc
was ook nog steeds aanwezig ↓ Tot de sluiting van het attractiepark en het automuseum in
2003 werd op deze manier gereden. |
|
||||||||||||
|
|||||||||||||
Het “grote publiek” zag de bewegingen van het drijfwerk
en had niet in de gaten dat er niet echt gestoomd werd, ook al omdat de
meesten nog zelden of nooit een werkende stoomloc
hadden meegemaakt. De
trein steekt een weg over in het Autotron bij Rosmalen, 15 september 2001.
Het drijfwerk is nog steeds smerig → De meeste spoorwegliefhebbers hadden direct in de
gaten dat er iets niet klopte. Ze misten de geur en de geluiden en zagen geen
stoom en water ontsnappen bij bijvoorbeeld het openen van de cilinderkranen
bij het wegrijden. Ze zagen de dichte achterwand van het machinistenhuis en
begrepen niet hoe de kolen vanuit de tender in de vuurkist kwamen. |
|
||||||||||||
Zoals al aan de orde kwam, waren er vier personenrijtuigen, afkomstig van de Beekse Bergen. Er is in het Autotron echter bijna nooit met vier rijtuigen gereden omdat dit problemen in de bogen gaf. In 2001 ging er één personenrijtuig naar de Gelderse Smalspoor Stichting. De rijtuigen waren aanvankelijk
rood. Later kregen ze witte zijwanden; de rest werd donkergroen geschilderd. Het Autotron bij Rosmalen, 12
oktober 2002 → Het verloop van de rit was verrassend omdat het tracé bochtig was en omdat het terrein in de loop der jaren sterk begroeid raakte. Er was geen locloods of rijtuigenloods; het materieel overnachtte in de open lucht. |
|
||||||||||||
|
|||||||||||||
Het
tracé In de beginjaren was het tracé in Rosmalen een in beide richtingen bereden enkelspoor tussen twee eindlussen met klapwissels. Beide eindlussen waren om een heuvel gebouwd. De 2,5 km werd in 25 minuten afgelegd. Er was een zijspoor om materieel in de openlucht te stallen. Het Autotron op Topotijdreis voor het jaar 1996. Het noorden ligt bovenin
→ Recreatieparken moeten voortdurend nieuwe attracties bedenken om publiek te blijven trekken. In verband met de aanleg van onder andere een cart baan en tennisbanen werd het tracé gewijzigd: |
|
||||||||||||
|
|||||||||||||
↑ Deze kaart
ligt gedraaid ten opzichte van de vorige. De spoorlijn is met paars
aangegeven en de twee stations met een getekende stoomloc ↑ |
|||||||||||||
Het tracé werd een rondlopende baan met twee haltes, met
een rijtijd van 15 minuten. Het was een aardig gezicht om bijvoorbeeld vanaf
de heuvel de trein langs een bosrand te zien rijden. Elders lag de lijn over
vrij grote lengte achter de bomen van een laan, zodat daar de indruk van een
stoomtram ontstond. Om eenzijdige wielenslijtage te voorkomen werd de
rijrichting eens per twee á vier weken veranderd. In een bepaalde rijrichting
gezien, lagen in het hoofdspoor kort achter elkaar twee naar rechts leidende
wissels. Ze waren door een lus verbonden. Als de trein met de loc voorop in
genoemde rijrichting bij het achterste wissel de lus in reed, werd vanaf het
voorste wissel het hoofdspoor in omgekeerde richting bereden. De volgende
maal keren was lastiger, want dan moest de lus achteruit rijdend gepasseerd worden.
Het was een originele oplossing, die minder rangeerbewegingen vergde dan een
sporendriehoek. |
|||||||||||||
|
|||||||||||||
Andere
railvoertuigen Langs de spoorlijn stonden andere verkeersmiddelen statisch opgesteld, zoals een vliegtuig. Wat betreft railvoertuigen ging het om: · De grote Moës
uit de Beekse Bergen (zie ook de zwart-wit foto hierboven). De tekst “groeten
vanuit beekse bergen” is vervangen door “groeten
vanuit Autotron”. Autotron, Paasdagen van 1989 → ·
Whitcomb
40310 uit 1945 · De reserveloc Schöma 2061 (zie hierboven) · De in 1994 door de HTM afgevoerde PCC tram 1316 uit Den Haag. Na de sluiting van het attractiepark en het automuseum in september 2003 ging PCC 1316 naar de sloop [4]. · Een zware vierssige tenderloc voor normaalspoor. Die zag er uiterlijk stukken beter uit dan dan het smalspoor materiaal. Meer bijzonderheden staan bij de foto hieronder, |
|
||||||||||||
De parkeerplaats van het
Autotron bij Rosmalen, 12 oktober 2002 → Krupp bouwde in 1953 een serie van vier industrielocs van het type Frechen (D-h2t, asbelasting 18 ton; 950 pk) op voorraad. Fabrieksnummer 3067 kwam pas in 1956 in dienst van de kolenmijn Monopol in Kamen van de Harpener Bergbau (later Ruhrkohle AG). In 1976 vertrok de loc naar de Veluwsche Stoomtrein Maatschappij. In 1981 werd ze overgenomen door de Stichting Stoomtrein Tilburg-Turnhout (SSTT), die echter in 1984 failliet ging. De tenderloc werd in 1987 in het Autotron opgesteld, eerst in het attractiepark en later op de parkeerplaats. Vanaf 2006 stond ze te koop, maar pas in 2017 verdween ze (naar een onbekende bestemming). |
|
||||||||||||
|
|
||||||||||||
Tenslotte Het automuseum en de dagattractie
Autotron werden in september 2003 gesloten. Sindsdien is het Autotron in
gebruik voor beurzen en evenementen. De attracties werden te koop gezet. |
|||||||||||||
In 2006 werd de stoomloc met tender door een nieuwe eigenaar ondergebracht bij het Decauville Spoorweg Museum (DSM) in de Harskamp. De tender is er bedrijfsvaardig gemaakt. De loc kwam in de Oostdorploods te staan. In 2012 is de loc met tender weer naar de nieuwe eigenaar terug gegaan en uit de openbaarheid verdwenen. De duwtender van het Autotron wordt ergens in Nederland in
de open lucht bewaard. De bijbehorende Henschel stoomloc is elders
opgeslagen. Foto: Frits van den Helm d.d. 20-04-2020 → |
|
||||||||||||
|
|||||||||||||
|
|||||||||||||
|
|||||||||||||
Opmerkingen |
Over de andere drie locs van de Beekse Bergen is hier het volgende te vinden: · Deutz 23361 (1938) van het type OMZ117 was tot 1989 van de Gebr. Heijnen in Tilburg, een aannemer die betrokken was bij de aanleg van de Beekse Bergen. In genoemd jaar werd het loc 49 van het ISM in Erica. ·
Twee
in 1943 gebouwde Moës locs van het type 1AL kwamen
in 1975 van de steenfabriek Klaassen in Tilburg en verbleven van 1989-1996
bij Vrienten in Hilvarenbeek. |
||||||||||||
|
|||||||||||||
Met dank aan: |
Louis van Delft, Pieter van der Ham, Frits van den
Helm, dhr. A. van Lanen (Autotron), dhr. J.A.P.M. Meijer (gepensioneerd
ODS-er), Henk Sluijters en E. Videler. |
||||||||||||
|
|
||||||||||||
Bronnen: |
[1] |
Henk Kolkman, De Park-Express van het Autotron, Smalspoor 59, december 2002. |
|||||||||||
[2] |
Algemeen Dagblad d.d. 27-05-1987. |
||||||||||||
[3] |
|||||||||||||
[4] |
|||||||||||||
|
|||||||||||||
{ |
|||||||||||||
Terug/verder naar: |
|
||||||||||||
|
|||||||||||||