Welkom

Inhoud

Inleiding

Andere tractie

Spoorwijdte

Producenten

Import & handel

Eigenaars

Materieel

Links

Contact

Nieuw

Zoeken

 

 

Stoomtractie smalspoor

Stoomtractie normaalspoor

Motortractie smalspoor

Motortractie normaalspoor

 

Boeken

Aanvullingen

Tijdschriften

Raadsels

Loctypes

 

Cockerill Type IV

Brochure bouteille. cJPG.jpg

 

In Frankrijk en Wallonië wordt een loc met verticale ketel in de volksmond bouteille (fles) genoemd.

 

Die bijnaam zal wel in de wereld zijn gekomen door de eerste, geheel open uitvoering (Type I), waarbij de ketel prominent te zien. De schoorsteen is dan de hals van de fles.

Alleen bij dit eerste type waren de twee cilinders verticaal geplaatst en was de aandrijving binnenliggend. De vooras had een (dure) krukas met krukken voor de twee drijfstangen en excentrieken voor de stoomverdeling.

De machinist houdt met de linkerhand het ganghendel vast en met de rechter de regulateur [1].

 

In de loop der tijden (meer dan tachtig jaar !) verschenen vijf verschillende types, die kort zijn samengevat in onderstaande tabel (uitgebreide gegevens staan in de paragraaf Gegevens):

 

Inleiding: Verticale waterpijpketels

 

De Belgische fabrikant Cockerill had – ook in Nederland - veel succes met industrielocomotieven met een verticale Field ketel. Normale locomotiefketels hebben vlampijpen; Field ketels hebben waterpijpen (zie opmerking 1) voor meer bijzonderheden). Zo’n Field ketel is in circa drie kwartier op te stoken [1], terwijl dat voor een gewone stoomloc met soortgelijk vermogen en trekkracht drie uur tot vijf uur duurt. De keteldruk was oorspronkelijk 10 atmosfeer, maar ergens tussen 1916 en 1924 voerde Cockerill dat op tot 12 atmosfeer.

 

Brochure uit 1919 [1] →

                             .

 

Een ander voordeel van de Field ketel is dat door de verticale plaatsing van de ketel de lengte van de loc en de wielbasis kort kunnen zijn. Dat maakt een kleine minimum boogstraal mogelijk, hetgeen bij krappe bogen in industriespoor van groot belang is.

 

Cockerill Type I.jpg

 

 

 

 

 

 

 

 

Type

Wieldiameter

Boring x slag

Verwarmd oppervlak

Gebouwd

Aantal

 

 

 

[2]

[2]

[uit deze boeken]

van [2]

tot [2]

Totaal [2]

In Nederland

 

 

I

550 mm

150 x 300 mm

?

1867

1912/13

51

0

 

 

II

615 mm

200 x 260 mm

10,5 m2

1868

1912

93

1

 

 

III

615 mm

250 x 260 mm

15,5 m2

1872

1927

373

9

 

 

IV*

700 mm

285 x 320 mm

25,5 m2

1883

1949

352

7

 

 

V

800 mm

320 x 350 mm

34 m2

1926

1942

22

2

 

 

 

 

 

 

 

891

19

 

 

*Vanaf 1923 was naast het gewone Type IV ook het 5 ton zwaardere Type IV Renforcé verkrijgbaar. Merkwaardigerwijze wordt dat niet vermeld in [1]. Leveringen van IVR’s worden daar opgevoerd als leveringen van Type IV.

 

Uit de tabel blijkt de III en IV veruit de populairste types waren. Deze types zijn op foto’s direct van elkaar te onderscheiden, onder andere omdat bij type III de cilinders schuin, en bij type IV bijna horizontaal geplaatst zijn. Deze webpagina gaat over Type IV, maar ter vergelijk zijn in de paragraaf met gegevens ook gegevens van de andere types opgenomen.

 

Maatschetsen

 

Maatschets MBS.jpg

 

↑ Maatschets [4] ↑

De tekening is minder gedetailleerd, maar er zijn meer maten ingeschreven, vergeleken met de maatschets hiernaast. De radstand en lengte over de buffers zijn 4 cm groter. Het is onbekend of dit komt door een fout in de bronnen [3] of [4]of een verandering in Type IV gedurende de 66 jaar dat dit geproduceerd werd.

                                                  ↑ Maatschets [3] ↑

De standplaats van de machinist is boven de cilinders. De kruk van de handrem (die alleen op de achterwielen werkt) bevindt zich op het balkon. Er is ook een stoomrem, waarvan een verticale cilinder rechtsboven het voorwiel te zien is. Met het ganghendel naast de ketel wordt via de Walschaerts schaarbeweging voor- en achteruitrijden en de expansie geregeld.

 

 

Type IV in serie-productie bij Cockerill in Seraing. De platen met de typische ovale raamopeningen ontbreken nog [1] →

 

De watertank ligt aan de voorkant als een hoefijzer om de ketel en kan maar liefst 3,2 kuub water bevatten. De zandkist bevindt zich op de waterbak.

Bij de loc linksvoor ziet men in de voetplaat (aan de kant van de cilinders) een verlaging. Van daaruit wordt de loc gestookt (omdat het rooster zo laag geplaatst is). De kolenbak (voor 650 kg kolen) bevindt zich ter rechterzijde.

Niet op de foto te zien is dat de ketel gevoed wordt via een injecteur (aan de rechterzijde) en een door het linker kruishoofd aangedreven koude pomp.

 Cockerill fabriekshal.jpg

MBS 015.JPG

 

← MBS 2, Museum Buurtspoorweg (MBS), Haaksbergen,

08-11-2014

 

De groene bak onder het zijraam is de kolenbak. De bovenkant van die bak is een scharnierend deksel, waardoor de kolen geladen kunnen worden. Onder in de kolenbak bevindt zich met een klep af te sluiten opening, waardoor de kolen in een soort trog vallen (hierin ligt - behalve kolen – een dot gebruikte poetskatoen). Links naast die trog staat de kolenschop, die gezien de beperkte ruimte nogal kort is. Links ervan is de ovale vuurdeur te zien. De vuurdeur wordt open en dicht gedraaid met een hoger geplaatste hendel met een houten handgreep. De vloer voor de vuurdeur is verlaagd omdat de vuurdeur zeer laag geplaatst is. Tijdens het stoken staat de stoker op deze verlaagde vloer.

 

↓ Het gaat hierom fabreksnummer 3038 uit 1926 ↓

 

Cockerill Fabrieksplaat MBS.jpg

 

Gegevens

 

 

Bron

Type I

Type II

Type III

Type IV*

Type V

 

Max. stoomdruk (atm)

[1]

 

10

12

14

 

Cilinderboring x slag (mm)

[1,2]

150 x 300

200 x 260

250 x 260

285 x 320

320 x 350

Wieldiameter (mm)

[1,2]

550

615

615

700

800

Radstand (mm)

[1]

 

 

1600

1800

1800

Minimum boogstraal (m)

[1]

 

 

10

15

15

Roosteroppervlak (m2)

[1]

 

 

0,83

1,00

1,36

Verwarmd oppervlak (m2)

[1]

 

 

16,78

25,5

32,18

 

HdeH

 

10,5

15,5

25,5

34

Watervoorraad  (kuub)

[1]

 

 

2,1

3,2

3,2

Kolenvoorraard (Kuub)

[1]

 

 

0,530

0,650

0,650

Lengte over buffers (mm)

[1]

 

 

4000

4600

4970

Grootste breedte (mm)

[1]

 

 

2240

2470

2490

 

Dienstgewicht (ton)

[1]

 

 

12,8

19,5

25

 

 

Maximum  trekkracht (ton )

 

 

 

 

- aan de haak

[1]

 

 

1,3 à 1,7

2,3 à 2,9

3,1 à 4,1

 

 

- treingewicht

[1]

 

 

310

500

700

 

 

 

Opmerkingen bij de bovenstaande tabel:

 

·       Voor het gewicht van het type IV worden in [6] iets andere cijfers gegeven: leeg 17.700 en vol 21.550 kg [6]. Het verschil zit in de water- en kolenvoorraad.

·       Voor de maximum snelheid van het type IV vermelden [3] en de MBS 30 km/uur, maar [6] geeft 20 km/uur.

·       Vermogen van het type IV: 115 pk [6] dan wel 200 pk [3].
Het vermogen spreekt tot de verbeelding, maar heeft voor een stoomloc een minder duidelijke betekenis. Bij een auto of een dieselloc wordt de verbrandingsmotor door de transmissie in het toerentalgebied met het hoogste vermogen gehouden. Dat hoogste vermogen geldt daarom voor een groot snelheidsgebied. Bij een stoomloc ontbreekt een transmissie en gaat de stoommachine tot een zekere grens meer vermogen leveren naarmate de loc sneller rijdt (als er niet op expansie wordt gereden). Belangrijker is de trekkracht, zie de tabel.

 

 

 

In Nederland

 

In Nederland hebben bijna 20 Cockerills met verticale ketel gereden (zie de bovenste tabel), bijna uitsluitend in de drie zuidelijke provincies en vooral in onder Belgische leiding staande ondernemingen, zoals de Glasfabriek in Sas van Gent (2 x Type IV), de cokesfabrieken ACZC in Sluiskil (1 x type IV) en Hollando-Belge in Maastricht (1 x type IV), de Zinkwit in Maastricht en Eijsden (1 x Type III, 1 x Type IV en 1 x Type V) en de Société Céramique in Maastricht (2 x type III, 1 x type IV).

In Maastricht rangeerden ook Cockerills met verticale ketel bij de brikettenfabriek Vesta (1 x type III) en bij de Sphinx (1 x type II, 2 x type III, I x type IV en 1 x type V).  De mijn Willem Sophia te Spekholzerheide en de werf Gusto in Schiedam hadden een type III.

 

StoomACZC A.jpg

De Cockerill (fabrieksnummer 2771/bouwjaar 1911) van het Type IV van de cokesfabriek ACZC in Sluiskil werd door het personeel Lilliputter genoemd.  Dat is te begrijpen want de andere stoomlocs van de ACZC waren drieassige tenderlocs. Toch werd ook deze nummer 1 gebruikt door een ploeg van drie man (machinist, stoker, rangeerder).

Foto ACZC, 1962

 

De rangeertreden lijken meer op de stijbeugels van een paard. De achterwand en de raamopeningen in de zijwand zijn dicht gemaakt. Een andere foto van deze loc staat hier. Daarop is te zien dat de loc in de andere zijwand een schuifraam had.

 

Op de achtergrond staat een cokesbluswagen.

 

 

Wat betreft andere Cockerills van het Type IV op deze website:

·       Zie hier voor een Cockerill Type IV die haar leven begon bij de Glasfabriek in Sas van Gent en eindigde bij de Coöperatieve Beetwortel Suikerfabriek in dezelfde plaats.

·       Zie daar voor een Cockerill Type IV die haar leven eveneens begon bij de Glasfabriek (later Zuidchemie) in Sas van Gent en nu nummer 2 is van de Museum Buurtspoorweg in Haaksbergen. Deze MBS 2 heeft – anders dan de standaard uitvoering - een treinrem.
Er is een fraai filmpje gewijd aan deze Cockerill.

Zie deze boeken voor meer voorbeelden.

 

StoomHesselinkZInkwit Cockerill IV en V.jpg

Het unieke van deze foto van dhr. Hesselink is dat naast elkaar een Cockerill type V (links) en een type IV staan. Type V is duidelijk hoger (vanwege de grotere wieldiameter) en langer. Het verschil in lengte maakt dat de grote ovale raamopening nog langer is. Merkwaardig is dat de buffers van het Type V hoger zitten. Op 9 mei 1963 waren de raamopeningen gewoon open. Het gaat om vvb 8 (het nummer zit onder de kleine raamopening) en vvb 4 (dat nummer lijkt niet op de loc te zijn aangebracht) van de Zinkwit in Eijsden. Dat bedrijf had tot 1947 ook nog een Cockerill van het type III.

Opmerkingen:

a)

Het principe van de Field ketel kan geïllustreerd worden met behulp van afbeeldingen uit de Engelstalige Wikipedia (die niet noodzakelijkerwijze een Field ketel van Cockerill voorstellen):

Boiler_Field_tube,_section grote letters 18.JPG

Vertical_Field-tube_boiler_(Brockhaus) grote letters 18.JPG

Field pijp

Field ketel(uit Brockhaus)

Field waterpijpen zijn aan één kant dicht en zijn dubbelwandig. De open kant bevindt zich in onderin de waterruimte van de ketel; de dichte kant in de vuurhaard. Het water zakt door de koudere binnenpijp naar beneden en wordt in de ruime tussen binnen- en buitenpijp verhit en in stoom omgezet. De stoombellen stijgen door het water in de waterruimte op tot in de stoomruimte van de ketel. Omdat er op enig moment maar een kleine hoeveelheid water (de inhoud van de buizen) verhit wordt, kan er snel een behoorlijke stoomdruk worden opgebouwd.

b)

Gezien de lange periode dat de Cockerills met verticale ketel gebouwd werden, kunnen ook de exemplaren van één type verschillen vertonen. Hierboven werd al op het opvoeren van de keteldruk van 10 naar 12 atmosfeer gewezen.

c)

Daarnaast varieert het uiterlijk omdat de locs bij koud weer min of meer dicht werden gemaakt.

d)

Andere fabrieken – zoals Cail en Fives Lille in Frankrijk – bouwden ook stoomlocs met verticale ketel, maar niet in zulke aantallen als Cockerill [2].

e)

De kleinste spoorwijdte, waarvoor Cockerills met verticale ketel gebouwd zijn, is 1000 mm.

f)

Er zijn diverse Cockerills met verticale ketel bewaard gebleven, bijvoorbeeld de al genoemde MBS nummer 2 en de onder [3], [5] en [6] genoemde Cockerills. Er zijn er meer: zie hier.

g)

Typerend voor de geringe bekendheid van de Cockerills met verticale ketel is dat de auteur van [7] meent dat er 8 in Nederland geweest zijn. Volgens de tabel hierboven waren dat er 19 ! Overigens is [7] een goed en interessant artikel.

h)

Als extra kon het type IV voorzien worden van een driecilinder stoommachine, die twee op de hoekpunten geplaatste lieren aandreef [1].

Bronnen:

[1]

Brochure “Locomotives à chaudière verticale”, John Cockerill S.A., Liège.

De bovenste foto is afkomstig uit zo’n brochure uit 1919, in bezit van het Museum voor Oudere Technieken in Grimbergen (B). De andere met [1] gemerkte foto’s zijn afkomstig uit een brochure uit
1926 (aanwezig in de NVBS bibliotheek). Die brochure bleef kennelijk een aantal jaren in gebruik en werd aangevuld met losbladige leverlijsten tot en met 1930.

Genoemde brochures bevatten onder andere technische gegevens van de types III t/m V, maar niet van I en II. Die types waren immers niet meer leverbaar toen de brochures gedrukt werden.

[2]

K. W. Clingan, “The  French  Vertical Boilered  0-4-0 Shunter”, The Industrial Railway Record

Nos. 8 - p161-171, December 1965. Zie hier.

[3]

officiële website van de v.z.w. Stoomtrein Dendermonde-Puurs. Deze museumlijn heeft een dienstvaardige Cockerill IV.

[4]

“Stoom op het Schaddenspoor: gids voor de stichting Museum Buurtspoorweg”, MBS te Haaksbergen, 1984.

[5]

Website K.O.R.M.-Nostalgia

[6]

Website van Vapeur Val-de-Travers (in Zwitserland). Ook deze museumlijn heeft een dienstvaardige Cockerill IV.

[7]

Kooy, L.J., “MBS-locomotief 2”, Op de Rails 1982-1.

 

 

 

 

 

 

 

{

Overzicht van stoomloctypes op normaalspoor                  Cockerill type III

Terug/verder naar:

 

 

Nieuw                                    Home                                         Inhoud