Welkom

Inhoud

Inleiding

Andere tractie

Spoorwijdte

Producenten

Import & handel

Eigenaars

Materieel

Links

Contact

Nieuw

Zoeken

 

 

Stoomtractie smalspoor

Stoomtractie normaalspoor

Motortractie smalspoor

Motortractie normaalspoor

 

Terpafgravingen

 

Inleiding [1]

 

Totdat er dijken werden aangelegd beschermden de bewoners van het noorden van ons land zich tegen het water door hun dorpen te bouwen op een kunstmatige verhoging, een zogenaamde terp of wierde. Vanaf ≈ 1840 tot zijn veel terpen geheel of deels afgegraven om de vruchtbare grond elders te kunnen gebruiken. Sommige terpen waren onbewoond. Van de bewoonde terpen werden meestal alleen de onbebouwde delen afgegraven. De terpen werden loodrecht naar beneden afgegraven in de vorm van taartpunten (klampen). Hierdoor ontstonden “steilranden” tussen de wel en niet afgegraven gedeeltes.

De terpaarde werd per schip afgevoerd. In het begin gebeurde dit door er een kanaal (een “opvaart”) naar toe te graven. Later gebruikte men smalspoor tussen terp en schip. Aan de kade lag doorgaans een voorraad terpaarde. De terpaarde werd door de “terpbaas” aan schippers verkocht en die verkochten het weer in bijvoorbeeld de Veenkoloniën en de Friese Wouden.  Het afgraven was seizoensarbeid [2].

Aan het afgraven kwam een einde door de opkomst van de Chilisalpeter en door de groeiende weerstand tegen de aantasting van het landschap, waardoor overheden beperkingen gingen opleggen.

  

terp Hoogebeintum ca 1904.JPG

Voorbeeld

 

Het afgraven van de terp in Hoogebeintum (Hegebeintum) begon in 1900:

 

Leeuwarder courant 14-04-1900

 

← het afgraven van de terp in Hoogebeintum (Hegebeintum), circa 1904, collectie Gerard de Graaf. Opvallend is het viaduct over het smalspoor in het (nog steeds bestaande) Bakkerspaad. Achter de rug van de fotograaf begint de korte opvaart van de Ferwerder Vaart.

Het afgraven ging hier (met onderbrekingen) tot 1909 door:

 

Leeuwarder courant 01-10-1909→

 

Daarna werd het materiaal verkocht. Uit de advertentie blijkt wat er gebruikt werd: onder andere smalspoor met een spoorwijdte van 50 cm en 12 kipkarren, getrokken door een bruin werkpaard. De twee gereiden (paardentuigen) wijzen erop dat er nog een paard geweest is. De afstand tot de laadplaats voor schepen was niet groot, want gezien de aanwezigheid van wissels moeten van de 717,5 meter spoor nog wat zijsporen worden afgetrokken. Zie ook opmerking a).

 

In Friesland wordt schoolkinderen nog steeds kennis van terpen bijgebracht (zie hier), onder andere via deze foto:

← Monument van kipkar en smalspoor tegen de achtergrond van de steilwand van de terp van Hegebeintum (Hogebeintum).

 

Zoals bij vele andere terpen werd in Hegebeintum bij het afgraven de bebouwing wel gespaard, maar werd zo dicht bij de bebouwing en zo steil afgegraven dat er later verzakkingen optraden. In 1990/91 werd de terp voor een miljoen gulden gerestaureerd. Nabij de terp kwam bezoekerscentrum "Terp Hegebeintum".

In 1997 is het terrasvormige afgraven op realistische wijze gereconstrueerd. Ook inzichtelijk is gemaakt hoe de terpaarde met smalspoor werd afgevoerd. Er staan hier in totaal drie kipkarren op smalspoor met een spoorwijdte van 700 mm. De spoorwijdte en het model kipkar kloppen waarschijnlijk niet met het hier ooit gebruikte materieel; de gelaste kipbakken doen dat zeker niet. Dat doet geen afbreuk aan het sfeervolle en illustratieve geheel.

De kipkarren zijn afkomstig van een oudijzerhandelaar in Tange-Alteveer bij Stadskanaal [3].

 

Belangrijke bedrijvigheid

 

De “terpgraverij” was een belangrijke economische activiteit. In  Friesland werd de piek rond 1920 bereikt. Er waren toen circa 50 (!) terpen in commerciële exploitatie [4]. Het afgraven van een terp nam minimaal 6 jaar in beslag [4]. In 1944 inventariseerde men 910 terpen in Friesland, waarvan 689 terpen (ruim 75%) geheel of gedeeltelijk waren afgegraven [5]. In Groningen waren 235 terpen, die daar wierden worden genoemd en waarvan 50% is afgegraven.

Schoolkinderen maakten met de terpgraverij kennis:

 

Dit is een helft uit een paar stereofoto’s uit de collectie van Gerard de Graaf. Ze maakten deel uit van een serie “stereoscoopplaten ten dienste van het aanschouwelijk aardrijkskundig onderwijs”

uit circa 1911 [6] →

 

Ondernemers kochten voor veel geld een (deel van een) terp en dachten die investering met veel winst terug te verdienen door het afgraven en verkopen van de terpaarde.

Een voorbeeld [7]: van de terp in Ezinge is 200.000 ton terpaarde afgegraven. Zo’n getal zegt weinig en in [7] wordt het daarom omgerekend in scheepsladingen. De gebruikte scheepjes konden zo’n 50 ton laden. Dan gaat het om 4.000 scheepsladingen !

Men kan het in termen van smalspoor ook zo zien: de terpaarde werd naar de kade vervoerd in kipkarren van 0,75 kuub. Bij een soortelijk gewicht van 1,5 ton per kuub kon in één kipkar ongeveer een ton terpaarde. De afgegraven terpaarde kwam dus overeen met de lading van 200.000 kipkarren !

Ferwerd 1a, coll Gerard de Graaf.jpg

Het smalspoor van de wierde Feerwerd werd  verschillende malen te koop aangeboden:

 

← Nieuwsblad van het Noorden 18-11-1916

 

Nieuwsblad van het Noorden 20-09-1912

 

Eerste gebruik van spoor

 

In het begin werden kruiwagens gebruikt om de terpaarde van de afgraving naar de kade te vervoeren [5].

Voor zover bekend is de nevenstaande advertentie uit 1874 de vroegste die op het gebruik van spoor voor het vervoer van terpaarde wijst. De advertentie gaat over de verkoop na het afgraven van de terp. Het spoor zal daarom nog eerder dan 1874 zijn aangeschaft. Het was ook de tijd waarin in de steden paardentrams gingen rijden.

 

Leeuwarder courant 18-09-1874 →

 

Er blijven vragen over: was het al smalspoor of was het normaal spoor ? Waren de wagens al kipkarren  of waren het bakwagens ?

 

Materieel

 

Na jaren kwam aan het afgraven van een terp een eind. Vaak werd dan het materieel via advertenties verkocht, zoals al uit bovenstaande voorbeelden bleek. Uit tientallen advertenties kan men een indruk krijgen van het materieel. Voor zover de spoorwijdte werd genoemd was die vaak 50 cm, minder vaak 70 cm en een enkele keer 60 cm.`Het ging per afgraving om:

-          300 tot 1000 meter spoor

-          1 tot 8 wissels

-          4 tot 16 kipkarren. Indien de inhoud werd genoemd was die 0,75 kuub.

Men sprak in advertenties vaak over “laden per tram”.

 

Als fabrikant van smalspoormaterieel probeerde ook Du Croo & Brauns in Amsterdam een graantje mee te pikken bij de terpafgravingen.

Uit: Tijdschrift der Nederlandsche Heidemaatschappij, 1919 →

Tijdschrift heidemij 1919.jpg

 

Mens en dier

 

Soms werden in advertenties één of twee paarden en een stal genoemd, maar lang niet altijd. Dat is logisch: paarden werden vaak van een stalhouder gehuurd en ook kan de terpbaas een boer geweest zijn, die paarden van zijn boerderij gebruikte.

 

Het afgraven van de wierde (terp) de Wierhuizen bij Jukwerd in 1916, collectie Gerard de Graaf →

 

Dezelfde terp – maar dan twee jaar later – komt hieronder nog ter sprake. De kipkarren staan er duidelijk op en hebben - gezien de positie van de aanslagregel – een spoorwijdte van 70 cm.

 

Waarschijnlijk staat al het personeel op de foto: zes man, een jongen en twee paarden.

Er bestaan veel soortgelijke foto’s, met maximaal een man of twaalf en maximaal drie paarden.

afgraven wierde De Wierhuizen, 1916, coll. Gerard de Graaf.jpg

De  Stoomterp

 

Kees Plug vond foto’s uit de omgeving van Stiens en Britsum in het Fries fotoarchief. Het gaat om 3 negatieven. Van 2 daarvan zijn elk 2 afdrukken onder verschillende nummers en met verschillende bijschriften gevonden. Eén ervan staat hiernaast.  Het bijschrift luidt:

 

Terpafgraving te Britsum bij de boerderij van Hofman met behulp van een stoomtreintje. Personen: vooraan G. Proce; achter van rechts af Gerrit de Boer, Pier de Boer, Joh. Fokkens; links terpbaas Sipke Bouma, Lipke Fokkens en Nanne de Boer →

 

(het bijschrift bij de andere afdruk is veel minder concreet)

LWL02352.jpg

Dekema terp advertentie.jpg

De drie heren die bij de rechter beeldrand in hun goeie goed in de modder staan (en waarvan er twee bij de andere afdruk zijn weggeknipt) zijn volgens dit bijschrift Sipke Bouma, Lipke Fokkens en Nanne de Boer. We vinden dit trio terug in een advertentie:

 

← Leeuwarder courant 25-03-1910

 

Nu de namen van de eigenaren bekend zijn, is de stoomloc makkelijk terug te vinden in dit boek:

Jung fabrieksnummer 1492 (1910) met een spoorwijdte van 700 mm en een Verwarmd Oppervlak van 6,5 vierkante meter (slechts circa 10 pk).

De acte werd verleend op 29-04-1910, dus daarop was in de advertentie kennelijk het wachten. Volgens latere advertentie was Johan Fokkens (familie van Lipke ?) terpbaas.

De loc werd gestookt op eierkolen en trok acht  karren [8].

Op de 2 afdrukken van het tweede negatief staat dezelfde Jung loc. Op de enige afdruk van het derde negatief staat een andere kleine stoomloc. Het is onzeker of deze foto ook bij de Stoomterp gemaakt is.

← Leeuwarder courant 18-03-1912

 

Het rijden met een stoomloc gaf de Dekematerp de naam Stoomterp !

Het afgraven was seizoensarbeid. Om schippers (die de terpaarde kochten) te waarschuwen verschenen er advertenties dat een terp gesloten of geopend werd. Met trammen werd het rijden met kipkarren bedoeld.

Volgens dit boek werd de vergunning van het Stoomwezen op 11-03-1915 ingetrokken. Volgens een advertentie van 28-04-1915 zou een notaris voor L.J. Fokkens materialen van de stoomterp (alleen balken, biels en dergelijke) in het openbaar verkopen. De Stoomterp was toen kennelijk afgegraven.

Volgens dit boek belandde de Jung loc via Du Croo & Brauns te Weesp nog bij twee andere eigenaren.

Er zijn geen advertenties gevonden waarin de kipkarren en het smalspoor van de Stoomterp werden aangeboden. Dat materieel zal wel te zwaar (en daarmee te duur) voor het paardenspoor van andere terpen zijn geweest.

 

Dieseltractie

 

Bij minstens één terp werd een dieselloc ingezet:

 

Nieuwsblad van het Noorden

12-05-1939→

 

In dit krantenartikel uit 1939 is sprake van “tramrails” en ook van een dieselloc. Het artikel is langer, maar is hier afgekapt. Het betrof namelijk een afgraving met een archeologisch doel en daar gaat de rest van het artikel over.

Niettemin werd – net als bij eerdere archeologische onderzoekingen van wierden – de afgegraven terpaarde als meststof verkocht. Dit was belangrijk om de kosten van de opgraving te dekken.

 

Een foto van en gegevens over de dieselloc zijn niet bekend. Mogelijk zijn er ook bij andere terpen benzine- of diesellocs ingezet:

 

Meer locomotieven

In enkele gevallen staat vast dat er een locomotief bij een terpgraverij gebruikt is, maar is onbekend of het om een stoom- of een motorloc ging. De wierde Wierhuizen bij Jukwerd werd hierboven al genoemd als fraai voorbeeld van paardentractie in 1916. Maar twee jaar later werd er een machinist voor een locomotief gevraagd:

 

Nieuwsblad van het Noorden 15-03-1918 →

 

Het is duister of het om een machinist voor een benzol-/benzineloc dan wel voor een stoomloc moest zijn. Dat de machinist gehuwd moest zijn had er waarschijnlijk mee te maken dat dhr. Meindersma te Paterswolde graag zag dat kinderen konden meehelpen.

 

Volgens Wikipedia werd het restant van deze wierde in 1916 gekocht door industrieel Jan Evert Scholten (die met anderen de Vere(e)niging voor Terpenonderzoek had opgericht) en werd de later als archeoloog bekende Albert van Giffen gevraagd om te helpen bij het onderzoek naar de wierde in 1917 en 1918. Van 1922 tot 1924 was de wierde in exploitatie bij de caféhouder Cohen te Wirdum. De rol van dhr. Meindersma te Paterswolde is duister.

← Leeuwarder nieuwsblad 10-08-1933

 

Opvallend is dat er in 1933 nog steeds terpen werden afgegraven.

 

In het artikel hiernaast wordt wel vermeld dat de locomotief vijf kipkarren trok, maar er wordt niet vermeld – niet in dit artikel en niet in het volgende – of het om een stoomloc of om een dieselloc ging.

 

Kennelijk was de te water geraakte loc nog rijvaardig of binnen korte tijd weer rijvaardig te maken, gezien het volgende artikel:

Nieuwsblad van het Noorden 22-08-1933

 

Hier is sprake van een drukfout: Leersum ligt in Utrecht; het moet Deersum zijn.

De Rijksstraatweg en de Leeuwarder-Sneeker trekvaart lopen bij Deersum over grote afstand evenwijdig, op een onderlinge afstand van ongeveer 500 meter. Het smalspoortraject zal daarom langer dan 500 meter zijn geweest.

De terp hield het nog lang uit:

 

 

Nieuwsblad van Friesland : Hepkema's courant

29-03-1935

 

 

Conclusies:

1)

Nadat omstreeks 1840 het afgraven van terpen en wierden begon, werd al voor 1874 (smal)spoor gebruikt voor het vervoer tussen terpen en schepen.

2)

De afgravingen gebeurden kleinschalig. Typisch werkten minder dan tien man met een stuk of tien kipkarren, die door één tot drie paarden over circa 1 kilometer smalspoor van 50 cm spoorwijdte met enkele wissels werden getrokken.

3)

Dat gebeurde dan wel bij honderden terpen (wierden) en per terp soms wel een jaar of tien lang.

4)

In minstens één geval werd een kleine stoomloc met 70 cm spoorwijdte gebruikt. Dat was de Stoomterp bij Britsum en Stiens, tussen 1910 en 1915.

5)

Het staat vast dat later ook motortractie werd gebruikt, maar daarvan zijn nog weinig gegevens en geen foto’s bekend.

 

Opmerkingen:

a)

Het tussen 1900 en 1909 afgegraven deel van de terp van Hoogebeintum (Hegebeintum) werd na het afgraven verkocht. Het ging om 3,7 hectare, afgerond 4 hectare ofwel een grondoppervlak van 40.000 vierkante meter. De terp was 8,8 meter hoog, laten we voor het gemak zeggen 8 meter. Dan ging het om 320.000 kuub terpaarde ofwel om circa 440.000 kipkar-ladingen bij het gebruik van kipkarren met een inhoud van drie kwart kuub.

Dit was dan wel de hoogste terp in Friesland. De gemiddelde terp zal wel minder hebben opgeleverd. Maar er waren ook lagere terpen die een grotere oppervlakte hadden.

b)

Om aan geld te komen verkocht het kerkbestuur de terp van Hogebeintum bij stukjes en beetjes. De hier geïllustreerde afgraving van 1900 – 1909 was niet de eerste en ook niet de laatste: In 1928-1929 werd nog eens 5000 ton van Hogebeintum afgegraven [9].

Er werd tot een stuk onder maaiveld gegraven. Daardoor is de overgebleven kern door drassig land omgeven.

c)

Terpen hebben vele interessante aspecten die hier buiten beschouwing blijven, zoals archeologische vondsten. Intrigerend is de vraag hoe onze verre voorouders kans hebben gezien zulke hoge en uitgestrekte terpen te bouwen dat onze minder verre voorouders met modernere middelen jaren bezig zijn geweest om ze weer af te graven.

d)

Af te graven terpen kregen soms fantasienamen als “De Parel”, “Berg Sion”, “De Boterbloem” en “De Beer”. In dat licht is “De Stoomterp” niet zo vreemd.

e)

Een ton terpaarde heeft een volume van ≈ 2/3 kuub [10].

 

Met dank aan:

Gerard de Graaf, Kees Plug en Jacob van der Wal

 

Bronnen:

[1]

Museum Wierdenland te Ezinge.

[2]

Terp op www.wikipedia.nl

[3]

Informatie van Jacob van der Wal en van het Bezoekerscentrum Hegebeintum.

[4]

J. Arjaans, Terpafgravingen in Friesland, Historisch-geografisch tijdschrift ; Jrg. 8 ; nr.2 (1990), p.54-62.

[5]

De afgraving van de Irnsumer terp.

[6]

G. Herwig, Toelichting bij de stereoscoopplaten ten dienste van het aanschouwelijk aardrijkskundig onderwijs, M.D. de Lange, Veendam, 1911.

 

[7]

Jan Delvigne, De wierdegrond van Ezinge, Noorderbreedte 1994-4.

 

[8]

Friese koerier 17-06-1967.

 

[9]

Nieuwsbrief van de Vereniging .Terpenonderzoek, 19-06-2014.

 

[10]

Algemeen Handelsblad 11-06-1915.

 

 

 

 

 

{

aanvullingen op het boek ”Smalspoor in bedrijf”

Terug/verder naar:

 

Nieuw                                    Home                                         Inhoud